ECLI:NL:CRVB:2015:4283

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
14/6500 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van psychische klachten na zwangerschap en bevalling in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, die psychische klachten ervaart na haar tweede zwangerschap, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij vanaf 8 december 2013 geen beperkingen meer heeft als gevolg van zwangerschap of bevalling. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de psychische klachten voortvloeien uit traumatische ervaringen tijdens de eerste zwangerschap, waarbij haar kindje na 34 weken is overleden. De appellante betwistte dit en stelde dat er wel degelijk een causaal verband bestaat tussen haar klachten en de tweede zwangerschap.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen direct causaal verband is tussen de psychische klachten en de tweede zwangerschap. De Raad verwijst naar de rapporten van de verzekeringsarts, die voldoende onderbouwd hebben dat de klachten voortkomen uit de eerste zwangerschap. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en wijst erop dat de appellante zelf erkent dat haar klachten voortvloeien uit de gebeurtenissen van de eerste zwangerschap. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een direct causaal verband in het kader van de Ziektewet, waarbij de Raad de relevante wetgeving en eerdere rapporten in overweging heeft genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/6500 ZW
Datum uitspraak: 2 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
16 oktober 2014, 14/1956 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2015. Appellante is, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. van Nieuwburg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 13 februari 2014 heeft het Uwv aan appellante bericht dat zij vanaf 8 december 2013 geen beperkingen meer heeft als gevolg van zwangerschap of bevalling. Aan dat besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts van 13 februari 2014 ten grondslag.
1.2.
Bij besluit van 8 april 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 februari 2014 ongegrond verklaard.
2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de psychische klachten die appellante tijdens haar tweede zwangerschap ontwikkeld heeft voortvloeien uit de traumatische gebeurtenissen tijdens de eerste zwangerschap. Er is geen sprake van een rechtstreeks causaal verband tussen de na de tweede zwangerschap nog bestaande klachten en die tweede zwangerschap.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante in essentie dezelfde gronden aangevoerd als in de bezwaarfase en in eerste aanleg. Appellante is van oordeel dat er wel degelijk een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de na haar tweede zwangerschap bestaande klachten en die zwangerschap. Bij de eerste zwangerschap van appellante is haar kindje na 34 weken overleden. Dit heeft ertoe geleid dat appellante zich tijdens en na de tweede zwangerschap zorgen maakte over de gezondheid van het kindje. Deze klachten en beperkingen vonden daarom hun oorzaak in de tweede zwangerschap, zodat er wel degelijk een direct causaal verband is met die zwangerschap.
3.2.
De Raad komt tot het volgende oordeel.
3.3.
Ingevolge artikel 29a, vierde lid, van de Ziektewet (ZW) heeft - kort weergegeven - recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon de vrouwelijke verzekerde, indien zij aansluitend op het recht op uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg in verband met bevalling ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Vereist is daarom een direct causaal verband met de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. In eerdergenoemd rapport van de verzekeringsarts van 13 februari 2014, en de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 april 2014 en 16 juli 2014 is voldoende beargumenteerd dat de oorzaak van de psychische klachten niet ligt in de tweede zwangerschap, maar in de traumatische ervaringen van appellante tijdens haar eerste zwangerschap. In feite erkent appellante dit zelf ook, nu zij te kennen heeft gegeven dat de klachten voortvloeien uit de gebeurtenissen bij de eerste zwangerschap. Er is dus geen sprake van een direct causaal verband met de laatste zwangerschap. Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid worden dan ook onderschreven, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en H.C.P. Venema en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2015.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) I. Mehagnoul

RH