ECLI:NL:CRVB:2021:560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de ZW-uitkering en het causaal verband met zwangerschap en bevalling
In deze zaak gaat het om de verlaging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante van 100% naar 70% van het dagloon. Appellante, die als trade marketeer werkte, had zich ziekgemeld na een periode van werkloosheid en ontving vanaf 16 september 2016 een ZW-uitkering in verband met haar zwangerschap. Na de bevalling op 22 augustus 2017 ontving zij een WAZO-uitkering, maar na afloop daarvan werd haar ZW-uitkering verlaagd. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
De Raad oordeelt dat er geen direct causaal verband is tussen de psychische klachten van appellante en de zwangerschap of bevalling. Hoewel de psychische klachten, waaronder postnatale depressie, zijn verergerd door de zwangerschap, waren deze klachten al aanwezig vóór de zwangerschap. De Raad stelt vast dat de medische onderzoeken door het Uwv zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet ter discussie staan. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van een direct causaal verband tussen de ongeschiktheid tot arbeid en de zwangerschap of bevalling, zoals vereist door artikel 29a van de ZW. De Raad concludeert dat de psychische problemen van appellante niet het gevolg zijn van de laatste bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap, waardoor de verlaging van de ZW-uitkering gerechtvaardigd is.