ECLI:NL:CRVB:2015:4093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.C.P. Venema
- T.L. de Vries
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Weigering van maatschappelijke opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers en de beoordeling van internationale verplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van drie uitgeprocedeerde asielzoekers tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om hen maatschappelijke opvang te bieden. De appellanten, die een zwervend bestaan leiden, hadden verzocht om toelating tot de opvang in de Vluchthaven, maar het college had hen meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwamen voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten geen deel uitmaakten van de oorspronkelijke groep van personen die in de Vluchtkerk verbleven en dat zij geen bewijs hebben geleverd voor een geslaagd beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank had eerder de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de appellanten zich konden wenden tot de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) voor opvang in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL). De Raad oordeelde dat het college hen terecht had gewezen op deze mogelijkheid, en dat de omstandigheid dat appellanten geen gebruik willen maken van deze opvang voor hun risico komt. De Raad heeft ook geoordeeld dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun gezondheid substantieel wordt bedreigd door het ontbreken van maatschappelijke opvang, en dat zij ook in een VBL terecht kunnen voor medische zorg.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de overheid als de asielzoekers in het kader van de opvang en de internationale verplichtingen.