1.7.De minister heeft het bezwaar van appellant bij besluit van 7 maart 2012 (bestreden besluit) onder verwijzing naar de artikelen 2.8, 2.14, 5.7 en 5.8 van de Wsf 2000 en het door de Nuffic uitgebrachte advies ongegrond verklaard. Hieraan heeft de minister toegevoegd dat voor de vraag of er voor de opleiding Verkeersvlieger Oxford Aviation Academy recht bestaat op studiefinanciering en omzetting van de prestatiebeurs niet relevant is dat het niveau van de opleiding wellicht vergelijkbaar is met dat van het diploma van verkeersvlieger aan de NLS die tot 1 januari 2008 geaccrediteerd was.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. Daartoe is overwogen dat de minister het bestreden besluit ten onrechte (mede) heeft gebaseerd op artikel 2.14 van de Wsf 2000, zoals dat artikel luidde sinds 1 september 2007. Beoordeeld op basis van artikel 2.14 van de Wsf 2000, zoals dat tot die datum luidde, moet naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat appellant niet aan de voorwaarden voor omzetting voldoet. De rechtbank heeft daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit gekeerd en (opnieuw) aangevoerd dat het door hem behaalde diploma gelijk(waardig) is aan het diploma dat kan worden behaald bij de NLS, welk diploma tot 1 januari 2008 wel recht gaf op omzetting van prestatiebeurs in een gift. Hij heeft verder gesteld dat het bepaalde in artikel 2.14 van de Wsf 2000 bij de omzetting van een prestatiebeurs in een gift ten onrechte als leidende bepaling wordt gezien, omdat deze bepaling geen betrekking heeft op die omzetting, maar op de toekenning van studiefinanciering.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.1.Ingevolge artikel 5.7, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt de aan een student toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift indien hij binnen de diplomatermijn hoger onderwijs het afsluitend examen van een hbo-bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) met goed gevolg heeft afgesloten.
4.1.2.Op grond van artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt in deze wet voor wat betreft hoofdstuk 5 verstaan onder afsluitend examen: het examen, bedoeld in artikel 7.10a van de WHW, alsmede het daarmee overeenkomend examen van een opleiding die Onze Minister heeft aangewezen ingevolge artikel 2.14.
4.1.3.Artikel 2.14, tweede lid, onder a, en derde lid, eerste volzin, van de Wsf 2000 luidden, ten tijde hier van belang, als volgt:
“(…)
2. Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die:
a. is ingeschreven voor het volgen van onderwijs aan een opleiding buiten Nederland, voorzover in Nederland voor een vergelijkbaar soort opleiding studiefinanciering wordt verstrekt, het niveau en de kwaliteit van de opleiding vergelijkbaar zijn met overeenkomstige opleidingen in de zin van de WHW en het afsluitend examen voor de opleiding vergelijkbaar is met een afsluitend examen voor overeenkomstige opleidingen in de zin van de WHW,
(…)
3. Onze Minister stelt vast of een opleiding buiten Nederland voldoet aan de criteria, bedoeld in het tweede lid. (…)”