ECLI:NL:CRVB:2015:3940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van bijstandsuitkering en inkomensvoorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellant, die vanaf 13 januari 2011 een uitkering op grond van de Ziektewet en een toeslag op grond van de Toeslagenwet ontving, had ook een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de uitkeringen herzien en een bedrag van ruim € 14.000,- teruggevorderd, omdat appellant per 12 januari 2011 hersteld was verklaard. Appellant verzocht het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen om nabetaling van de inkomensvoorziening en bijstand over de periode waarin hij ten onrechte uitkeringen ontving. Het college wees dit verzoek af, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de terugvordering door het Uwv een nieuw feit was dat herziening van de bijstandsverlening rechtvaardigde. Hij stelde dat hij door de fout van het Uwv in financiële problemen was gekomen en dat hij niet over voldoende middelen had beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. De Raad oordeelde echter dat de ontvangen uitkeringen destijds konden worden aangewend voor de kosten van levensonderhoud, en dat de terugvordering geen nieuw gebleken feit opleverde. Ook het beroep op dringende redenen voor aanvullende bijstand werd afgewezen, omdat appellant in de periode in geding al bijstand ontving.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.