In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Bosch. De zaak betreft de status van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Grave als belanghebbende in een geschil over een arbeidsongeschiktheidsuitkering die door het Uwv aan een werknemer was toegekend. Het college had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, maar dit bezwaar werd niet ontvankelijk verklaard omdat de bezwaartermijn was overschreden. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen, maar het college stelde in hoger beroep dat het wel degelijk een processueel belang had, omdat de uitkomst van de Ziektewetprocedure invloed kon hebben op een aanhangige ambtenarenzaak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college als (voormalig) werkgever categoraal belanghebbende is, maar dat er geen sprake was van een concreet procesbelang. De Raad stelde vast dat het college onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de uitspraak over de geschiktheid van de werknemer voor zijn eigen werk in medisch opzicht een essentiële rol speelde in de ambtenarenzaak. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van het college tegen het besluit van 6 mei 2011 ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een concreet belang bij het indienen van bezwaar of beroep.