ECLI:NL:CRVB:2015:122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van appellante. De zaak betreft de vraag of appellante recht heeft op een WAO-uitkering vanwege toegenomen arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in artikel 43a van de WAO. De Raad oordeelt dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, omdat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, medisch passend zijn voor appellante. De rechtbank had eerder het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt dit oordeel. De Raad stelt vast dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende rekening hebben gehouden met de medische informatie, waaronder een rapport van psychiater H. Kondakçi, en dat de arbeidsdeskundigen overtuigend hebben gemotiveerd dat de geselecteerde functies geen onacceptabel verhoogd risico met zich meebrengen. Appellante heeft in hoger beroep niet kunnen onderbouwen dat haar beperkingen ernstiger zijn dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is vastgelegd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.