ECLI:NL:CRVB:2015:3756
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand woonkostentoeslag op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die gehuwd is en drie kinderen heeft, ontving inkomsten uit de Wet sociale werkvoorziening. Zijn partner beschikte echter niet over een geldige verblijfsvergunning, waardoor hij geen recht had op huurtoeslag en kindgebonden budget. Op 29 mei 2012 diende de appellant een aanvraag in voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag, omdat hij en zijn gezin niet konden rondkomen van hun inkomen. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem verleende aanvankelijk bijzondere bijstand, maar stelde als voorwaarde dat de partner een geldige verblijfsvergunning moest verkrijgen.
In april 2013 werd de aanvraag voor verlenging van de woonkostentoeslag afgewezen, omdat de Wet op de huurtoeslag als een toereikende en passende voorliggende voorziening werd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat er geen gewijzigde omstandigheden waren en dat zijn kinderen onder de financiële situatie leden. Hij stelde ook dat het college in strijd met het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind handelde.
De Raad oordeelde dat de appellant geen recht had op huurtoeslag en dat de afwijzing van de woonkostentoeslag terecht was. De Raad concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren die bijstandsverlening noodzakelijk maakten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.