ECLI:NL:CRVB:2015:3655
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van de Wmo wegens gebrek aan dakloosheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, een vrouw van Tibetaanse afkomst, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating tot de maatschappelijke opvang. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 10 september 2012 tot en met 19 februari 2013 niet in een situatie van dakloosheid verkeerde. Appellante verbleef op dat moment bij vrienden en kennissen binnen de Tibetaanse gemeenschap, wat volgens de Raad betekent dat er geen noodzaak was voor het college om haar toegang te verlenen tot de maatschappelijke opvang. De Raad heeft ook overwogen dat appellante geen rechtmatig verblijf in Nederland had, wat haar aanspraak op maatschappelijke opvang verder bemoeilijkte.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen grond voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling, en de Raad heeft de zaak gesloten zonder verdere zitting.