ECLI:NL:CRVB:2015:2930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting van het Uwv om besluiten over WW-uitkeringen aan appellante bekend te maken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante, een overheidswerkgever, tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot werkloosheidsuitkeringen van ex-werknemers. Appellante had verzocht om alle dossierstukken over de WW-uitkeringen van haar voormalige werknemers, met als doel haar re-integratietaak te kunnen uitvoeren. Het Uwv weigerde echter om de volledige dossiers te verstrekken, met uitzondering van de besluiten over recht, hoogte en duur van de uitkeringen. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het Uwv verplicht is om alle besluiten over het recht, het geldend maken van het recht, de hoogte of de duur van werkloosheidsuitkeringen aan appellante bekend te maken, zoals voorgeschreven in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank dat het Uwv terecht had geweigerd om andere dossierstukken te verstrekken, omdat appellante niet voldoende had gemotiveerd waarom deze informatie noodzakelijk was voor haar re-integratietaak. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden voor bevestiging in aanmerking kwam.
Appellante had ook verzocht om een proceskostenvergoeding, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een dergelijke vergoeding, aangezien appellante alle relevante besluiten had ontvangen op het moment dat zij beroep had ingesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2015.