In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichtingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ten aanzien van de informatieverstrekking aan een eigenrisicodrager onder de Werkloosheidswet (WW). Appellante, een overheidswerkgever, had verzocht om informatie over WW-uitkeringen van haar ex-werknemers, met het argument dat deze informatie noodzakelijk was voor de uitvoering van haar re-integratietaak. De Raad oordeelde dat het Uwv verplicht is om alle besluiten met betrekking tot het recht, het geldend maken van het recht, de hoogte of de duur van werkloosheidsuitkeringen van ex-werknemers aan appellante bekend te maken, zonder dat hiervoor een voorafgaand verzoek nodig is. Dit volgt uit artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad bevestigde dat de verplichting tot bekendmaking van besluiten aan appellante als belanghebbende moet worden onderscheiden van de gegevensverstrekking aan appellante als overheidswerkgever. De Raad oordeelde dat het Uwv niet volledig had voldaan aan zijn verplichtingen en dat de verzoeken van appellante om informatie over de WW-uitkeringen van haar ex-werknemers terecht waren afgewezen, voor zover deze betrekking hadden op werknemers wiens uitkeringen al waren beëindigd. De Raad benadrukte dat de gegevensverstrekking enkel kan plaatsvinden indien de re-integratietaak nog van toepassing is en dat appellante moet motiveren welke gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor het Uwv om transparant te zijn in zijn besluitvorming en om de rechten van eigenrisicodragers te waarborgen, terwijl het ook de grenzen van de informatieverstrekking door het Uwv verduidelijkt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Gelderland bevestigd, voor zover deze betrekking had op de werknemers waarvan de WW-uitkeringen nog niet waren beëindigd.