ECLI:NL:CRVB:2015:2532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante, werkzaam als productiemedewerker, viel op 3 maart 2010 uit vanwege klachten aan haar rechterschouder. Na een periode van ziekte en psychische klachten, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 17 oktober 2012 vastgesteld dat appellante met ingang van 11 april 2012 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde haar beroep ongegrond in twee aangevallen uitspraken. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraken op 22 juli 2015, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat de medische beoordeling volledig en inzichtelijk was gemotiveerd. De Raad oordeelde dat er geen toename van medische beperkingen was vastgesteld en dat appellante geschikt was voor de maatgevende arbeid. De rechtbank had ook geoordeeld dat de arbeidsdeskundige de functies die aan appellante werden voorgehouden, terecht passend achtte, en dat het opleidingsniveau van appellante correct was vastgesteld op niveau 2. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.