ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- M. Greebe
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing WIA-uitkering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A. te B. tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij de medische rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen als voldoende beschouwde om te concluderen dat er geen reden was voor het aannemen van meer beperkingen dan vastgesteld. Appellant had zich op 22 september 2008 ziek gemeld vanwege hartklachten en ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet, gevolgd door een Ziektewetuitkering.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de argumenten van appellant niet opwegen tegen de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad wijst erop dat de WSW-beoordeling, waar appellant naar verwijst, een ander wettelijk kader en andere criteria hanteert dan de WIA-beoordeling. De rechtbank heeft overtuigend gemotiveerd dat de functies die appellant kan vervullen in medisch opzicht geschikt zijn, en dat er geen noodzaak is voor een urenbeperking. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar hebben behandeld. De beslissing is uitgesproken op 10 april 2013, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van wettelijke rente.