ECLI:NL:CRVB:2015:2292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van vermogen en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 18 oktober 1996 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellant tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren ongegrond verklaarde. Het dagelijks bestuur had op 21 december 2012 besloten dat appellant zijn bijstandsrecht had verloren omdat hij had moeten interen op zijn vermogen, dat was ontstaan uit een schadevergoeding na een verkeersongeluk in 2008. Appellant ontving een schadevergoeding van € 38.800,-, waarvan het dagelijks bestuur twee derde als relevant vermogen aanmerkte voor de bijstandsverlening. Appellant betwistte dit en voerde aan dat hij in de toekomst kosten zou maken door zijn toenemende invaliditeit, maar de Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht had gehandeld. De Raad bevestigde dat het dagelijks bestuur een vaste gedragslijn hanteert bij de beoordeling van schadevergoedingen en dat er geen reden was om van de vaststellingsovereenkomst af te wijken. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.