Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering van betrokkene, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was herzien op basis van een controle van zijn woonadres. Betrokkene had studiefinanciering ontvangen op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar na een huisbezoek door controleurs werd geconcludeerd dat hij niet op het adres stond ingeschreven. De Minister herzag de toekenning van de studiefinanciering en vorderde een te veel betaald bedrag terug. Betrokkene ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep gegrond en vernietigde het besluit van de Minister. De Minister ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de Minister terecht had geconcludeerd dat betrokkene niet op het gba-adres woonde, op basis van de rapportage van de controleurs en de verklaringen van de hoofdbewoner. Betrokkene had niet het onomstotelijke bewijs geleverd dat hij op het adres woonde, ondanks zijn stellingen en de verklaring van de hoofdbewoner. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij betrokkene ligt en dat de enkele aanwezigheid van een huurovereenkomst niet voldoende is om te bewijzen dat hij daadwerkelijk op het adres woonde. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de herziening van de studiefinanciering door de Minister werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken rondom studiefinanciering en de rol van de hardheidsclausule in het kader van herziening van toekenningen. De Raad concludeerde dat de Minister geen aanleiding had om van de herziening af te zien, gezien het gebrek aan bewijs van feitelijke bewoning door betrokkene.