ECLI:NL:CRVB:2015:1553

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
13-6312 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake terugvordering van een uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 15 februari 2013. Verzoeker had een verzoek ingediend om herziening van de uitspraak van de Raad, waarin zijn eerdere verzoek om herziening van een uitspraak van 25 september 2009 was afgewezen. Het verzoek om herziening is gedaan op basis van de stelling dat de hoogte van het terug te vorderen bedrag van € 41.495,- niet juist was vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak niet bekend waren en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Verzoeker heeft echter geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid kunnen aanvoeren die aan deze voorwaarden voldoet. De omstandigheid dat verzoeker aangifte heeft gedaan van oplichting door het Uwv werd niet als nieuw feit aangemerkt, aangezien deze aangifte niet in behandeling is genomen.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, omdat er geen aanleiding is voor een hernieuwde discussie over de zaak. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2015.

Uitspraak

13/6312 WAO
Datum uitspraak: 20 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 februari 2013, 12/2249
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft een verzoek om herziening van de hiervoor vermelde uitspraak van de Raad ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2015. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.R. Bos.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, in verbinding met artikel 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.1.
Met een verzoek van 18 november 2013 heeft verzoeker verzocht om herziening van uitspraak van de Raad van 15 februari 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1493. Bij deze uitspraak is het verzoek van verzoeker om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9160 afgewezen. Aangezien de Raad in zijn uitspraak van
21 februari 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AD9655 heeft geoordeeld dat alleen van de oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd - en niet van een herzieningsuitspraak -, is het onderhavige verzoek aangemerkt als een verzoek om herziening van bovengenoemde uitspraak van de Raad van 25 september 2009.
2.2.
Bij de uitspraak van de Raad van 25 september 2009 is de uitspraak van de rechtbank Assen van 9 december 2008, ECLI:NL:RBASS:2008:1936, bevestigd, voor zover aangevochten. Bij deze uitspraak van de rechtbank, voor zover hier van belang, is het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit van 21 december 2007 ongegrond verklaard. Met het laatstgenoemde besluit heeft het Uwv ter uitvoering van de uitspraak van de Raad van 30 mei 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX8565, de hoogte van het terug te vorderen bedrag vastgesteld op € 41.495,-.
3. In zijn verzoek om herziening heeft verzoeker betoogd dat de hoogte van het terug te vorderen bedrag niet juist is vastgesteld.
4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, onder meer in zijn uitspraak van
3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982, is het (bijzonder) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb, naar voren heeft gebracht. De omstandigheid dat verzoeker aangifte bij de politie heeft gedaan van oplichting door het Uwv wordt niet als zodanig aangemerkt, te meer daar deze aangifte niet in behandeling is genomen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2015.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) H.J. Dekker

NK