ECLI:NL:CRVB:2006:AX8565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en ondeugdelijke motivering van het besluit
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, een voormalig timmerman, die sinds 11 oktober 1979 een WAO-uitkering ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft een terugvordering ingesteld van onverschuldigd betaalde uitkeringen, wat leidde tot een geschil over de hoogte van het terug te vorderen bedrag. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar het hoger beroep richtte zich specifiek tegen de hoogte van het terug te vorderen bedrag en de maandelijkse aflossingscapaciteit. De appellant stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn bijzondere omstandigheden, zoals zijn medische situatie en de kosten van zijn ziektekostenverzekering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte in stand had gelaten. De Raad concludeerde dat het besluit van het Uwv ondeugdelijk was gemotiveerd en dat er onvoldoende duidelijkheid was over de hoogte van het terug te vorderen bedrag. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de Raad. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen, en moest het Uwv het betaalde griffierecht van € 133,- vergoeden aan de appellant.