ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1493

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-2249 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoeker, A. te B., had verzocht om herziening van de uitspraak van 25 september 2009, waarin de rechtbank Assen het beroep van verzoeker tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Dit besluit betrof de hoogte van het terug te vorderen bedrag van € 41.495,-, vastgesteld door het Uwv ter uitvoering van een eerdere uitspraak van de Raad.

Het verzoek om herziening is ingediend op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar niet bekend waren bij de indiener. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuw feit of nieuwe omstandigheid.

De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft aangedragen die aanleiding zou geven tot herziening van de eerdere uitspraak. De Raad heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C.W.J. Schoor als voorzitter, en de leden T.L. de Vries en H.J. Simon. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier Z. Karekezi.

Uitspraak

12/2249 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 september 2009, 09/63
Partijen:
[A. te B. ] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft een verzoek om herziening van de hiervoor vermelde uitspraak van de Raad ingediend.
Het Uwv heeft een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2012. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.H.M.A. Zwarts. De zaak is gevoegd behandeld met het geding met nummer 10/6526 WAO. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst en is in deze zaken heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:88, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, gepubliceerd onder LJN BJ9160, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Assen van 9 december 2008, 08/85, bevestigd, voor zover aangevochten. Bij deze uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit van 21 december 2007 ongegrond verklaard. Met het laatstgenoemde besluit, heeft het Uwv, ter uitvoering van de uitspraak van Raad van 30 mei 2006, LJN AX8565, de hoogte van het van verzoeker terug te vorderen bedrag vastgesteld op € 41.495,-.
3. In zijn verzoek om herziening heeft verzoeker betoogd dat de berekeningen die ten grondslag liggen aan het terug te vorderen bedrag niet juist zijn.
4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, onder meer in zijn uitspraak van
3 oktober 2003, LJN AN7982, is het (bijzonder) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in
artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb, naar voren heeft gebracht.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2013.
(getekend) C.W.J. Schoor
(getekend) Z. Karekezi
QH