ECLI:NL:CRVB:2015:1407

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
13-3589 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WW-uitkering door eigen toedoen van appellant bij niet aanvaarden van passend werk

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de WW-uitkering aan appellant. Appellant was sinds 13 december 2010 in aanmerking voor een WW-uitkering, maar heeft door eigen toedoen geen passende arbeid verkregen. Het Uwv had de WW-uitkering van appellant beëindigd omdat hij een aanbod voor een functie als assistent greenkeeper bij Golfclub [golfclub] niet had aanvaard. Dit aanbod omvatte meer uren dan waarop zijn WW-uitkering was gebaseerd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid had verkregen, en dat de uitkering op grond van artikel 27, tweede lid, van de WW blijvend geheel moest worden geweigerd.

De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de golfclub geen bezwaar had tegen een latere aanvaarding van de functie, maar de Raad oordeelde dat er sprake was van een concreet werkaanbod en dat appellant had moeten begrijpen dat hij de stage bij het Ministerie van Defensie had moeten beëindigen om de functie te aanvaarden. De Raad concludeerde dat de verplichtingen van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de WW niet waren nageleefd, en dat de weigering van de uitkering gerechtvaardigd was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

13/3589 WW
Datum uitspraak: 6 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
28 mei 2013, 12/2384 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is met ingang van 13 december 2010 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), berekend naar een arbeidsurenverlies van 34,03 uur per week.
1.2.
Appellant is door bemiddeling van Uwv WERKbedrijf met ingang van 21 mei 2012 voor de duur van drie maanden een werkstage gaan lopen bij het Ministerie van Defensie.
1.3.
Een werkcoach van het Uwv heeft appellant geattendeerd op een vacature van assistent greenkeeper bij Golfclub [golfclub]. Het betrof een tijdelijk contract voor 40 uur per week tegen een startsalaris van € 1.421,86 bruto per maand. In juni 2012 heeft appellant een sollicitatiegesprek gevoerd in verband met deze vacature. Op 21 juni 2012 heeft een bestuurslid van de golfclub aan het Uwv mededeling gedaan van het besluit om appellant in dienst te nemen voor de periode van 16 juli 2012 tot 1 december 2012. Appellant is hierover geïnformeerd door zijn werkcoach. Appellant is meegedeeld dat zijn salaris wordt aangevuld indien dat lager is dan zijn WW-uitkering en dat zijn stage bij het Ministerie van Defensie mocht worden afgebroken.
1.4.
De werkcoach heeft op 18 juli 2012 appellant per e-mail gevraagd naar zijn werk bij de golfbaan. Appellant heeft daarop als volgt gereageerd:
“je vraagt weer naar de bekende weg want je weet wel dat ik niet aangenomen ben op de golfbaan ik heb met de heer [naam] van de golf baan gesproken die had van het cwi gehoord dat ik GRAAG naar hen toe wou. Toen ik hem uitlegde dat ik door een werkcoach gedwongen word om hun vacature aan te nemen waarna ik de heer [naam] gevraagd heb waneer kan ik beginnen waar de heer [naam] op geantwoord heeft dat hij liever een gemotiveerde werknemer had die uit vrij wil en graag naar hen toe wilde ik ben dus nog steeds bij vliegbasis [plaats] werkzaam via het werkstageplan.”
1.5.
Bij de werkgever is telefonisch navraag gedaan over de gang van zaken. Daarvan is de volgende notitie gemaakt:
“Ik heb de werkgever gebeld; zijn verhaal komt overeen met de mail van de heer Dijkstra. Hij verbaasde zich over dat de heer Dijkstra enthousiast was in het 1e gesprek en later ineens zei niet gemotiveerd te zijn. Hij vult de vacature nu met een jongen die klaar is met de HAVO. (…)”.
1.6.
Bij besluit van 7 augustus 2012 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant met ingang van 16 juli 2012 beëindigd op de grond dat appellant door eigen toedoen de functie van assistent greenkeeper niet heeft gekregen. Bij besluit van 6 september 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 7 augustus 2012 ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft het Uwv op juiste gronden geoordeeld dat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid heeft verkregen en daardoor het voorschrift van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de WW heeft overtreden. Gelet op artikel 27, tweede lid, van de WW was het Uwv gehouden om de uitkering van appellant met ingang van 16 juli 2012 blijvend geheel te weigeren.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de golfclub geen bezwaar had dat hij de baan een paar weken later zou aanvaarden om eerst zijn werkstage bij het Ministerie van Defensie af te maken.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de WW rust op de werknemer de verplichting te voorkomen dat hij nalaat passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt. In artikel 27, tweede lid, van de WW is bepaald dat het Uwv bij het niet nakomen van die verplichting de WW-uitkering blijvend geheel weigert over het aantal uren waarover het recht op uitkering zou zijn geëindigd als de werknemer de betreffende arbeid zou hebben aanvaard of verkregen.
4.2.
Het is vaste rechtspraak dat pas kan worden gesproken van schending van de verplichting van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de WW als sprake is geweest van een concreet werkaanbod (zie onder meer CRvB 9 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY8638, en 12 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:851). Een werkaanbod is in beginsel concreet als de werkgever met de sollicitant ten minste de aard van de werkzaamheden heeft besproken, zich de opvatting heeft gevormd dat de sollicitant voor de uitoefening van deze werkzaamheden geschikt is en kenbaar heeft gemaakt dat hij de sollicitant in dienst zou kunnen en willen nemen.
4.3.
Uit de in 1.3 weergegeven informatie volgt dat sprake is geweest van een concreet werkaanbod aan appellant, waarbij de werkgever aanvankelijk de bereidheid heeft uitgesproken om appellant vanaf 16 juli 2012 tot 1 december 2012 als assistent greenkeeper in dienst te nemen. Dit werkaanbod is passend. Tot indiensttreding is het uiteindelijk niet gekomen als gevolg van de opmerking van appellant in een tweede gesprek met de werkgever dat hij door een werkcoach van het Uwv gedwongen was om het aanbod aan te nemen. Niet gebleken is dat er voor de werkgever andere redenen zijn geweest om appellant toch niet in dienst te nemen. De stelling van appellant dat de golfclub geen bezwaar had dat hij de baan pas zou aanvaarden na afloop van zijn werkstage bij het Ministerie van Defensie vindt geen steun in de informatie die de werkgever aan het Uwv heeft verstrekt over de gesprekken met appellant. De werkcoach had appellant er tevoren op gewezen dat betaald werk prevaleert boven (het voltooien van) de stage. Uit een oogpunt van toepassing van de WW had van appellant mogen worden verwacht dat hij de stage tussentijds had beëindigd en niet aan de werkgever had laten weten dat hij gedwongen was het aanbod aan te nemen.
4.4.
Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid heeft verkregen en daardoor het voorschrift van artikel 24, eerste lid, aanhef en
onder b, ten tweede, van de WW heeft overtreden. Het werkaanbod van assistent greenkeeper omvatte meer uren dan het aantal uren waarop zijn recht op WW-uitkering was gebaseerd. Uit artikel 27, tweede lid, van de WW volgt dat de uitkering in dat geval blijvend geheel moet worden geweigerd.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2015.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) J.R. van Ravenstein

HD