11/2879 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 april 2011, 10/6426 (aangevallen uitspraak)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 9 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.B.B. Beelaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2012. Voor appellant is mr. Beelaard verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
1.1. Appellant heeft vanaf 1 december 2008 een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW). Bij besluit van 17 februari 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat het recht van appellant op WW-uitkering met ingang van 15 februari 2010 is geëindigd. Volgens het Uwv heeft zijn werkcoach appellant passend werk aangeboden en heeft appellant dit zonder geldige reden geweigerd.
1.2. Bij besluit van 11 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 17 februari 2010 ongegrond verklaard en zijn besluit gehandhaafd dat appellant met ingang van 15 februari 2010 niet langer recht heeft op WW-uitkering. Het Uwv heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat met een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts is komen vast te staan dat er voor appellant geen medische beletselen waren om de hem op 12 februari 2010 aangeboden functie van bouwopruimer/sloper te aanvaarden. Het Uwv heeft geen redenen gezien om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen of dringende redenen aanwezig te achten om van het opleggen van een maatregel af te zien.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank kan uit de gedingstukken en hetgeen omtrent het contact tussen de werkcoach en appellant bekend is geworden genoegzaam worden afgeleid dat aan appellant een concrete functie is aangeboden die naar aard en belastende factoren passend was.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hem geen concreet aanbod is gedaan. De werkcoach heeft hem niet meer verteld dan dat hij als bouwopruimer/sloper aan de slag zou kunnen gaan. Details van de functie zijn niet met hem besproken. Appellant heeft te kennen gegeven niet in een functie als bouwopruimer/sloper geïnteresseerd te zijn, omdat hij allergisch is voor stof en rugklachten heeft. Hij heeft in een dergelijke functie ook geen ervaring.
3.2. Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Het is volgens het Uwv aan de opstelling van appellant te wijten dat over details van de functie niet met hem is gesproken. Dat komt voor zijn rekening en risico. Tijdens het werk als bouwopruimer/sloper kan een stofkapje worden gedragen. Het Uwv heeft er op gewezen dat appellant bij sollicitaties melding heeft gemaakt van een goede lichamelijke conditie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor de toepasselijke wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2. Op de werknemer die een WW-uitkering ontvangt, rust onder meer de verplichting om te voorkomen dat hij werkloos blijft doordat hij nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden. Om te kunnen beoordelen of appellant deze verplichting heeft overtreden, moet eerst worden vastgesteld dat aan appellant een aanbod is gedaan en, als van een aanbod sprake is geweest, dat de aangeboden arbeid voor hem passend was.
4.3.1. Vaststaat dat A. Wolfs, medewerker van het Uwv, op 12 februari 2010 telefonisch contact heeft gezocht met appellant. Volgens een zich bij de gedingstukken bevindend overzicht van ten aanzien van appellant verrichte activiteiten heeft Wolfs in het telefoongesprek aan appellant meegedeeld “dat we werk voor hem hadden als zijnde bouw-opruimer/sloper” en gaf appellant “direct te kennen geen interesse te hebben ”. In het overzicht is daarbij aangetekend dat het gaat om “vacature 1217710 in WBS”. Wolfs heeft van de inhoud van het telefoongesprek melding gemaakt aan de werkcoach K. Janson, die daarna met appellant een zogenoemd hoor- en wederhoorgesprek heeft gevoerd waaruit zij afleidde dat appellant inderdaad niet geïnteresseerd was.
4.3.2. Volgens het Uwv bestond genoemde vacature 1217710 bij werkgever Euro Detacheringen in Den Haag, die op zoek was naar een twintigtal slopers om in te zetten bij een van zijn grotere opdrachtgevers voor het verrichten van opruimwerkzaamheden en het slopen van deuren en kozijnen uit gebouwen.
4.4.1. De vraag ligt voor of de mededeling van Wolfs aan appellant in genoemd telefoongesprek, dat hij aan de slag zou kunnen als bouwopruimer/sloper, is aan te merken als een aanbod van arbeid.
4.4.2. Voorop wordt gesteld dat het bij een aanbod als bedoeld in 4.2 in beginsel gaat om een aanbod dat door een werkgever aan de werknemer wordt gedaan, nadat de werkgever met de werknemer in contact is gekomen en de mening heeft gevormd dat de werknemer geschikt is - of van meer kandidaten het meest geschikt is - voor vervulling van de vacante functie en de inhoud van dat aanbod zodanig is dat de werkgever daarvan, bij aanvaarding door de werknemer, niet zonder meer kan terugkomen. Van een aanbod is doorgaans geen sprake als de werkgever met de persoon van de werknemer onbekend is.
4.4.3. Niet is gebleken dat in het geval van appellant van een concreet aanbod sprake geweest. Omtrent de door Wolfs aan appellant voorgehouden vacature bij Euro Detacheringen is niet meer bekend dan dat de werkgever op zoek was naar ongeveer twintig bouwopruimers/slopers. Gesteld noch gebleken is dat Euro Detacheringen de selectie van kandidaten aan het Uwv had overgelaten. Niet bekend is hoeveel kandidaten het Uwv naar Euro Detacheringen heeft verwezen. Er zijn geen aanwijzingen dat Euro Detacheringen appellant, indien hij zich bij Euro Detacheringen had gepresenteerd, zonder meer in dienst had genomen. Het Uwv heeft niet meer gesteld dan dat appellant, als hij met Euro Detacheringen in contact was getreden, gelet op aantal bouwopruimers/slopers waarnaar Euro Detacheringen op zoek was, een goede kans zou hebben gehad dat aan hem een arbeidsovereenkomst zou zijn aangeboden. Dat is niet genoeg om aan te nemen dat er een concreet aanbod is geweest dat appellant heeft afgeslagen.
4.4.4. Dat aan appellant geen concreet aanbod is gedaan om bij Euro Detacheringen in dienst te treden, betekent dat de vervolgvraag of de aangeboden arbeid voor appellant passend kon worden geacht geen bespreking behoeft.
4.5. Het bestreden besluit, dat ervan uitgaat dat aan appellant een aanbod is gedaan, berust niet op een deugdelijke motivering. Dat betekent dat aan appellant ten onrechte de maatregel van blijvende weigering van verdere WW-uitkering is opgelegd.
4.6. Het hoger beroep slaagt. De Raad zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. In het kader van finale geschilbeslechting zal de Raad het besluit van 17 februari 2010 herroepen dat - zoals het Uwv ter zitting heeft bevestigd - niet in stand kan blijven als wordt aangenomen dat aan appellant geen arbeid is aangeboden.
5. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten van appellant. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 472,- in bezwaar, € 944,- in beroep en € 944,- in hoger beroep, in totaal € 2.360,-.
De Centrale Raad van Beroep
-vernietigt de aangevallen uitspraak;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 11 augustus 2010 gegrond en vernietigt dit besluit;
-herroept het besluit van 17 februari 2010 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 11 augustus 2010;
-veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.360,-, te betalen aan de griffier van de Raad;
-bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2013.
(getekend) G.A.J. van den Hurk