ECLI:NL:CRVB:2015:1359
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AOI-uitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting door verzwegen bankrekeningen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een Aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO) uitkering van appellante, die sinds 10 juli 2008 samen met haar overleden echtgenoot een AIO-uitkering ontving. Na het overlijden van haar echtgenoot in april 2012, ontving appellante een AIO-aanvulling naar de norm voor alleenstaanden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter ontdekt dat appellante en haar echtgenoot meerdere bankrekeningen hadden die niet waren gemeld, waaronder een rekening met een saldo van € 35.000,- in 2008. De Svb heeft appellante meerdere keren om informatie over deze rekeningen gevraagd, maar zij heeft hier niet op gereageerd.
Op basis van deze informatie heeft de Svb op 9 januari 2013 besloten om de AIO-uitkering van appellante over de periode van 10 juli 2008 tot en met 31 december 2012 in te trekken en de gemaakte kosten van € 27.524,27 terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de bankrekeningen en dat haar analfabetisme en gezondheid haar inlichtingenverplichting hebben bemoeilijkt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen beschikkingsmacht had over het geld op de bankrekening en dat de Svb terecht de AIO-uitkering heeft ingetrokken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De Raad wijst erop dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op volledige of aanvullende bijstand, en dat de Svb bevoegd was om de AIO-aanvulling in te trekken. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en bevestigt de beslissing van de rechtbank.