ECLI:NL:CRVB:2014:745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- B.J. van de Griend
- G.F. Walgemoed
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursfase
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase. De zaak betreft een beroep ingesteld door de erven van een betrokkene tegen het uitblijven van een besluit op hun bezwaar tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 29 juni 2007. De Raad heeft vastgesteld dat de totale behandelingsduur van de procedure meer dan vijf jaar heeft geduurd, wat aanzienlijk langer is dan de in beginsel geldende termijn van tweeënhalf jaar voor procedures in twee instanties. De Raad heeft het vermoeden uitgesproken dat de redelijke termijn in de bestuurlijke fase is overschreden.
De Svb heeft erkend dat de behandelingsduur is overschreden, maar heeft dit toegeschreven aan de proceshouding van de gemachtigde van de betrokkene, die meerdere keren om uitstel heeft gevraagd. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Svb zelf verantwoordelijk is voor het bewaken van de behandelingsduur en dat het niet aan de betrokkene is te wijten dat de termijn is overschreden. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de bestuurlijke fase moet worden toegewezen.
De Raad heeft de Svb veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan de verzoekers, alsook tot vergoeding van de proceskosten van € 730,50. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuursorganen om de redelijke termijn in de procedure te waarborgen, ook wanneer een betrokkene wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde.