ECLI:NL:CRVB:2014:4406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die zich op 11 maart 2010 ziek had gemeld terwijl zij een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), had een WIA-uitkering aangevraagd na haar hersteldverklaring op 16 mei 2011. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde echter de WIA-uitkering, omdat appellante per 8 maart 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank in eerdere uitspraken bevestigd.
Tijdens de zitting op 12 november 2014 is appellante niet verschenen, maar haar advocaat, mr. S.T. Dieters, heeft namens haar hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft verweerschriften ingediend. Appellante voerde aan dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was en dat haar psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen grove miskenning van haar psychische klachten was. De verzekeringsarts had de medische beperkingen inzichtelijk gemotiveerd en appellante had geen nieuwe medische informatie ingediend die de beoordeling zou kunnen ondermijnen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de hoger beroepen van appellante niet slagen. De verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen, omdat er geen causaal verband was tussen de gestelde schade en de bestreden besluiten. De beslissing van de Raad houdt in dat de aangevallen uitspraken van de rechtbank worden bevestigd, zowel voor de WIA- als de WW-zaak, en dat er geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken.