ECLI:NL:CRVB:2014:4139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van een ICT-medewerker na ziekte
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als ICT-medewerker werkzaam was. Appellant was tot 1 februari 2011 in dienst en kreeg daarna een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Na een ziekmelding op 9 mei 2011 in verband met clusterhoofdpijn, werd hij in 2012 hersteld verklaard en werd zijn ZW-uitkering beëindigd. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 14 maart 2012, maar na medisch onderzoek werd geconcludeerd dat zijn klachten niet waren toegenomen. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en deskundige dr. E.N.H. van den Doel benoemd om de medische situatie van appellant te beoordelen. Van den Doel concludeerde dat er geen wezenlijke verandering was in de hoofdpijnklachten van appellant en dat hij in staat was zijn werk als ICT-medewerker te verrichten. Appellant betwistte deze conclusie en voerde aan dat zijn klachten waren verergerd. De Raad oordeelde dat de deskundige een zorgvuldig onderzoek had uitgevoerd en dat er geen reden was om de conclusie van de deskundige niet te volgen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet arbeidsongeschikt was op basis van de medische gegevens. De beslissing om de ZW-uitkering te beëindigen werd daarmee gerechtvaardigd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.