ECLI:NL:CRVB:2014:3951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen aanmaning door CAK met betrekking tot eigen bijdrage zorg
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. Appellant, die in december 2010 begeleid is gaan wonen in een woonzorglocatie, heeft een eigen bijdrage voor zorg met verblijf vastgesteld door het CAK. Dit bedrag werd vastgesteld op € 32,10 per maand, met een factuur die op 15 december 2011 werd verzonden. Na een betalingsherinnering op 3 april 2012, waarin werd gedreigd met invorderingsmaatregelen, heeft CAK het bezwaar van appellant tegen deze aanmaning niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de aanmaning van CAK als zodanig moet worden aangemerkt volgens artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ondanks dat de betalingstermijn van acht dagen niet overeenkwam met de wettelijke termijn van twee weken, blijft het aanmaningskarakter intact. De Raad oordeelt dat er geen beroep kan worden ingesteld tegen een aanmaning zoals bedoeld in artikel 8:4 van de Awb, en dat er ook geen bezwaar mogelijk is tegen deze aanmaning. De argumenten van appellant in hoger beroep worden verworpen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tijdens de zitting is ook gesproken over andere openstaande vorderingen van appellant bij CAK en de afwijzing van zijn verzoek om peiljaarverlegging voor de berekening van de eigen bijdrage. De Raad concludeert dat de beslissing van de rechtbank moet worden bevestigd en dat de zaak verder geen juridische complicaties met zich meebrengt.