ECLI:NL:CRVB:2014:3951

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
13-734 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen aanmaning door CAK met betrekking tot eigen bijdrage zorg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. Appellant, die in december 2010 begeleid is gaan wonen in een woonzorglocatie, heeft een eigen bijdrage voor zorg met verblijf vastgesteld door het CAK. Dit bedrag werd vastgesteld op € 32,10 per maand, met een factuur die op 15 december 2011 werd verzonden. Na een betalingsherinnering op 3 april 2012, waarin werd gedreigd met invorderingsmaatregelen, heeft CAK het bezwaar van appellant tegen deze aanmaning niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de aanmaning van CAK als zodanig moet worden aangemerkt volgens artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ondanks dat de betalingstermijn van acht dagen niet overeenkwam met de wettelijke termijn van twee weken, blijft het aanmaningskarakter intact. De Raad oordeelt dat er geen beroep kan worden ingesteld tegen een aanmaning zoals bedoeld in artikel 8:4 van de Awb, en dat er ook geen bezwaar mogelijk is tegen deze aanmaning. De argumenten van appellant in hoger beroep worden verworpen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tijdens de zitting is ook gesproken over andere openstaande vorderingen van appellant bij CAK en de afwijzing van zijn verzoek om peiljaarverlegging voor de berekening van de eigen bijdrage. De Raad concludeert dat de beslissing van de rechtbank moet worden bevestigd en dat de zaak verder geen juridische complicaties met zich meebrengt.

Uitspraak

13/734 AWBZ
Datum uitspraak: 12 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 30 januari 2013, 12/1096 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2014. Appellant is verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Knoester.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is in december 2010 begeleid gaan wonen in de woonzorglocatie [locatie]. In verband hiermee heeft CAK bij besluit van 7 februari 2011 de door appellant met ingang van 1 januari 2011 verschuldigde eigen bijdrage voor zorg met verblijf vastgesteld op € 32,10 per maand.
1.2.
Bij schrijven van 15 december 2011 heeft CAK aan appellant de factuur gestuurd voor de eigen bijdrage voor de maand december 2011, met het verzoek het bedrag van € 32,10 vóór 30 december 2011 te betalen.
1.3.
Bij schrijven van 3 april 2012 heeft CAK appellant gesommeerd dat hij thans de bij 1.2 genoemde factuur binnen acht dagen dient te betalen, dat anders de vordering zal worden overdragen aan de deurwaarder en dat vanaf dat moment de vordering wordt verhoogd met wettelijke rente en incassokosten.
1.4.
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft CAK het bezwaar van appellant tegen de brief van
3 april 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat het schrijven van 3 april 2012 dient te worden aangemerkt als een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). CAK heeft appellant immers gesommeerd het openstaande bedrag te betalen en met invorderingsmaatregelen gedreigd die voor rekening van appellant zullen komen als betaling uitblijft. Weliswaar heeft CAK daarbij een betalingstermijn van acht dagen gehanteerd in plaats van de in artikel 4:112, eerste lid, van de Awb genoemde termijn van twee weken, maar dat doet aan het aanmaningskarakter van het schrijven niet af.
4.2.
In artikel 8:4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112
(zie ook CRvB 12 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:411). Gelet op artikel 7:1 van de Awb is tegen de genoemde aanmaning ook geen bezwaar mogelijk. Al wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, treft geen doel.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Ter zitting is nog het volgende aan de orde gesteld. Appellant heeft een opgelopen vordering bij CAK die (deels) verband houdt met nog meer niet betaalde facturen voor de eigen bijdrage voor zorg met verblijf. Ook is besproken waarom het verzoek van appellant om peiljaarverlegging voor de berekening van de eigen bijdrage voor zorg met verblijf is afgewezen. Dit hield verband met het feit dat ten tijde van het verzoek appellant bijstand naar de norm voor een alleenstaande ontving, terwijl die had moeten worden omgezet naar de zogenaamde zak- en kleedgeldnorm. Door de terugvordering van bijstand is het inkomen van appellant met terugwerkende kracht alsnog ter hoogte van die zak- en kleedgeldnorm gebracht waarover bij verblijf in een instelling minimaal mag worden beschikt. CAK heeft met appellant afgesproken dat zal worden nagegaan hoe hiermee alsnog rekening kan worden gehouden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) B. Fotchind

MK