ECLI:NL:CRVB:2014:3666
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit CIZ inzake indicatie op grond van de AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) inzake de indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellant, geboren in 1937, heeft te maken met chronische lymfatische leukemie en andere gezondheidsproblemen, en heeft op 16 september 2011 een verzoek ingediend bij CIZ voor een indicatie voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding. CIZ heeft appellant in eerste instantie geïndiceerd voor persoonlijke verzorging, maar na verschillende besluiten en intrekkingen van eerdere besluiten, heeft CIZ op 13 juni 2013 een nadere indicatie gegeven die tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep vastgesteld dat CIZ met het nadere besluit van 13 juni 2013 aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, waardoor appellant geen procesbelang meer heeft bij een oordeel van de Raad. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Desondanks heeft de Raad overwogen dat er aanleiding is om CIZ te veroordelen in de proceskosten van appellant, omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroep is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 2.191,50, inclusief het griffierecht van € 160,- dat CIZ aan appellant moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van griffier H.J. Dekker, en is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2014.