ECLI:NL:CRVB:2014:3370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van onvoorwaardelijk ontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim en vertrouwelijke informatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die onvoorwaardelijk ontslagen is wegens plichtsverzuim. De appellant, werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, werd op 24 maart 2012 aangehouden op Schiphol, waar vertrouwelijke informatie en een vuurwapen zonder vergunning in zijn bezit werden aangetroffen. Na een intern onderzoek door de directie Veiligheid, Crisisbeheersing en Integriteit van BZ, werd op 18 juli 2012 door de minister van Buitenlandse Zaken het besluit genomen om de appellant met ingang van 23 juli 2012 te ontslaan. Dit besluit was gebaseerd op het plichtsverzuim dat bestond uit het opvragen van niet-werkgerelateerde vertrouwelijke gegevens en het in strijd handelen met de Ambtenarenwet.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen dit ontslag ongegrond. De appellant voerde in hoger beroep aan dat het ontslag niet was gebaseerd op deugdelijk vastgestelde feiten en dat de rechtbank niet adequaat had gemotiveerd waarom de informatie van het Openbaar Ministerie gebruikt was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de bestuursrechter ook gebruik mag maken van gegevens uit strafrechtelijke onderzoeken, mits deze gegevens deugdelijk zijn vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden in hoger beroep niet slagen. De beslissing van de minister om de appellant te ontslaan werd daarmee bekrachtigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.