ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ8217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
754047-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Raymond P. wegens spionage en ambtelijke corruptie

In de zaak tegen Raymond P., een voormalig medewerker van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft de rechtbank Den Haag op 23 april 2013 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor het schenden van staatsgeheimen, ambtelijke corruptie en witwassen. De rechtbank oordeelde dat P. in opdracht van de Russische inlichtingendienst SVR honderden vertrouwelijke documenten heeft doorgespeeld, die betrekking hadden op politieke en militaire aangelegenheden van de NAVO en de EU, met name in relatie tot Rusland. De documenten werden via twee Russische agenten, Andreas en Heidrun Anschlag, aan de Russische Federatie overgedragen. De rechtbank stelde vast dat P. als ambtenaar sinds 1978 in verschillende functies had gewerkt, waarbij hij toegang had tot vertrouwelijke informatie. De ernst van de feiten werd benadrukt door de lange periode van spionage en de aanzienlijke bedragen die hij ontving, in totaal minstens € 72.200. De rechtbank oordeelde dat P. zijn ambtseed had geschonden en dat zijn handelen de belangen van de Nederlandse staat en zijn bondgenoten in gevaar had gebracht. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die stelden dat er alternatieve scenario's waren voor de spionageactiviteiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op basis van het bewijs en de getuigenverklaringen wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/754047-12
Datum uitspraak: 23 april 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
Raymond P.,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
GBA-adres: [adres]
thans gedetineerd in de [naam PI],
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juni 2012, 21 augustus 2012, 6 november 2012, 29 januari 2013, 8 april 2013 en 9 april 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.A.E. van Noort en van hetgeen door de raadslieden van verdachte,
mr. M.F. van Hulst en mr. W. Römelingh, beiden advocaat te 's-Gravenhage naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting ex artikel 314a Sv. - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 17 juli 2011 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of elders in Duitsland,
(telkens) een of meer inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en/of een of meer van zijn bondgenoten werd geboden en/of een of meer voorwerpen waaraan zodanige inlichting(en) kon/konden worden ontleend, te weten:
A. (primair, eerste cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 1 maart 2010, kenmerk: DVB/VD-48/10, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 36, blz. 6265-6270)
en/of
B. (primair, tweede cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 3 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0061, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 38, blz. 6278-6279)
en/of
C. (primair, derde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 10 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0068, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 43, blz. 6292)
en/of
D. (primair, vierde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 24 juni 2010, kenmerk: BRN/10/0192, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 84, blz. 2812-2813)
en/of
E. (primair, vijfde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 7 juni 2011, kenmerk: BRN/11/0192, forum: NAVO, thema: NAR (1202281630.RHV-1, blz. 6608-6609)
en/of
F. (primair, zesde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0255, forum: NAVO, thema: Vredesoperaties, (1202211600.RHV-2, blz. 6547-6549)
en/of
G. (primair, zevende cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0256, forum: NAVO - NAC, thema: Veiligheid (1202211600.RHV-4, blz. 6552-6554)
zonder daartoe gerechtigd te zijn,
opzettelijk heeft verstrekt aan en/of ter beschikking heeft gesteld van een buitenlandse mogendheid, te weten de Russische Federatie en/of een in het buitenland gevestigd persoon en/of lichaam dat gevaar ontstaat dat de inlichting(en) en/of de gegevens aan een buitenlandse mogendheid of aan een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam bekend wordt/worden,
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het zodanig(e) inlichting(en) en/of gegeven(s) en/of voorwerp(en) betrof,
terwijl hij, verdachte, heeft gehandeld in dienst en/of opdracht van een buitenlandse mogendheid en/of een in het buitenland gevestigd persoon en/of lichaam;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 17 juli 2011 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of elders in Duitsland,
(telkens) een of meer inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en/of een of meer van zijn bondgenoten werd geboden en/of een of meer voorwerpen waaraan zodanige inlichting(en) kon/konden worden ontleend, te weten:
A. (subsidiair, eerste cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 1 maart 2010, kenmerk: DVB/VD-48/10, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 36, blz. 6265-6270)
en/of
B. (subsidiair, tweede cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 3 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0061, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 38, blz. 6278-6279)
en/of
C. (subsidiair, derde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 10 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0068, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 43, blz. 6292)
en/of
D. (subsidiair, vierde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 24 juni 2010, kenmerk: BRN/10/0192, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 84, blz. 2812-2813)
en/of
E. (subsidiair, vijfde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 7 juni 2011, kenmerk: BRN/11/0192, forum: NAVO, thema: NAR (1202281630.RHV-1, blz. 6608-6609)
en/of
F. (subsidiair, zesde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0255, forum: NAVO, thema: Vredesoperaties, (1202211600.RHV-2, blz. 6547-6549)
en/of
G. (subsidiair, zevende cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0256, forum: NAVO - NAC, thema: Veiligheid (1202211600.RHV-4, blz. 6552-6554)
zonder daartoe gerechtigd te zijn,
opzettelijk heeft verstrekt aan en/of ter beschikking heeft gesteld van een of meer tot kennisneming daarvan niet gerechtigde person(en) en/of licha(a)m(en), te weten een of meer medewerkers van een Russische inlichtingendienst (SVR),
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het zodanig(e) inlichting(en) en/of gegeven(s) en/of voorwerp(en) betrof,
(artikel 98, eerste lid, Wetboek van Strafrecht)
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 17 juli 2011 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of elders in Duitsland,
(telkens) een of meer inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en/of een of meer van zijn bondgenoten werd geboden en/of een of meer voorwerpen waaraan zodanige inlichting(en) kon/konden worden ontleend, te weten:
A. (meer subsidiair, eerste cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 1 maart 2010, kenmerk: DVB/VD-48/10, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 36, blz. 6265-6270)
en/of
B. (meer subsidiair, tweede cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 3 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0061, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 38, blz. 6278-6279)
en/of
C. (meer subsidiair, derde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 10 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0068, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 43, blz. 6292)
en/of
D. (meer subsidiair, vierde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 24 juni 2010, kenmerk: BRN/10/0192, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 84, blz. 2812-2813)
en/of
E. (meer subsidiair, vijfde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 7 juni 2011, kenmerk: BRN/11/0192, forum: NAVO, thema: NAR (1202281630.RHV-1, blz. 6608-6609)
en/of
F. (meer subsidiair, zesde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0255, forum: NAVO, thema: Vredesoperaties, (1202211600.RHV-2, blz. 6547-6549)
en/of
G. (meer subsidiair, zevende cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0256, forum: NAVO - NAC, thema: Veiligheid (1202211600.RHV-4, blz. 6552-6554)
zonder daartoe gerechtigd te zijn, onder zich heeft genomen en/of gehouden;
2. primair
hij op en of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te München en/of Bocholt en/of elders in Duitsland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf van het openbaar maken en/of verstrekken van een staatsgeheim aan een of meer buitenlandse mogendheden, zoals omschreven in artikel 98a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht,
althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
een of meer informatiedragers (een of meer cd's en/of diskettes en/of usb-sticks en/of een laptop) en/of een scanner die bestemd was/waren tot het begaan van dat misdrijf voorhanden en/of ter beschikking heeft gehad;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te München en/of Bocholt en/of elders in Duitsland, handelingen heeft gepleegd ter voorbereiding van het misdrijf van het openbaar maken en/of verstrekken van een staatsgeheim aan een of meer buitenlandse mogendheden, zoals omschreven in artikel 98a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, welke handelingen eruit bestonden dat hij, verdachte (telkens):
- contact heeft onderhouden met een of meer medewerkers van een Russische inlichtingendienst (SVR) en/of
- een of meer informatiedragers (een of meer cd's en/of diskettes en/of usb-sticks en/of een laptop) en/of een scanner voorhanden en/of ter beschikking heeft gehad en/of
- gebruik heeft gemaakt van steganografische software, althans een vorm van elektronische steganografie en/of
- samenvattingen in de Engelse taal heeft gemaakt van de inhoud van een of meerdere (departementaal) vertrouwelijke berichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en/of gerubriceerde documenten van de NAVO en/of EU en/of andersoortige vertrouwelijke informatie, althans vertrouwelijke informatie en/of die samenvattingen heeft geschreven op die berichten en/of documenten en/of informatie en/of
- een of meer geldbedragen in ontvangst heeft genomen;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te München en/of Bocholt en/of elders in Duitsland, als ambtenaar, te weten als Adviseur Kwaliteitsontwikkeling Visumproces bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in elk geval enige ambtelijke functie,
een gift en/of belofte en/of dienst heeft aangenomen
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem werd gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen,
immers heeft hij, verdachte,
(telkens) een of meer geldbedragen in ontvangst genomen en/of een of meerdere (departementaal) vertrouwelijke berichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en/of gerubriceerde documenten van de NAVO en/of EU en/of andersoortige vertrouwelijke informatie, althans vertrouwelijke informatie, aan een of meer medewerkers van een Russische inlichtingendienst (SVR), althans aan een of meerdere onbevoegde derden, verstrekt.
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te München en/of Bocholt en/of elders in Duitsland, als ambtenaar, te weten als Adviseur Kwaliteitsontwikkeling Visumproces bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in elk geval enige ambtelijke functie,
een gift en/of belofte en/of dienst heeft aangenomen
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd, ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, is gedaan,
immers heeft hij, verdachte,
(telkens) een of meer geldbedragen in ontvangst genomen en/of een of meerdere (departementaal) vertrouwelijke berichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en/of gerubriceerde documenten van de NAVO en/of EU en/of andersoortige vertrouwelijke informatie, althans vertrouwelijke informatie, aan een of meer medewerkers van de/een Russische inlichtingendienst (SWR), althans aan een of meerdere onbevoegde derden, verstrekt.
4. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te München en/of Bocholt en/of elders in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) (van) een of meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van 90.200,- euro, althans een aanzienlijk geldbedrag,
- verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of voorhanden gehad en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld en/of verborgen,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of München en/of elders in Duitsland en/of in een thans nog onbekend gebleven plaats en/of land,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 90.200,- euro, althans een aanzienlijk geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf
5.
hij op of omstreeks 24 maart 2012 te Den Haag een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk: Star, model: BM, kaliber: 9 mm, serienummer:1523986), althans een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
2. Ontvankelijkheidsverweren
2.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte om de navolgende redenen:
a) een aantal geheimhoudersgesprekken is niet binnen de wettelijke termijn vernietigd;
b) brieven van verdachte, verstuurd vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI), zijn in strijd met de wet gekopieerd;
c) het openbaar ministerie heeft zich niet terughoudend opgesteld bij het uitgeven van persberichten;
d) het openbaar ministerie heeft maar zeer beperkt onderzoek verricht naar alternatieve scenario's; en
e) het strafdossier is ook overigens onvolledig en onzorgvuldig opgebouwd.
Bij het onder d) gestelde is van belang dat de verdediging geen inzage heeft gekregen in het strafdossier van het echtpaar Anschlag en het openbaar ministerie zich niet heeft ingespannen mogelijk ontlastend bewijs uit Duitsland te verkrijgen. Nu de verdediging slechts in zeer geringe mate in staat is zelfstandig onderzoek te verrichten naar dergelijke scenario's, wordt niet voldaan aan het vereiste van 'equality of arms' als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Voormelde schendingen zijn volgens de verdediging deels herstelbaar, deels onherstelbaar. Hoewel de herstelbare schendingen elk afzonderlijk niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kunnen leiden, is het gehele samenstel van deze schendingen dermate ernstig, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte.
2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het ontvankelijkheidsverweer moet worden verworpen en hij heeft daaroe het volgende aangevoerd.
Het niet terstond vernietigen van een aantal geheimhoudersgesprekken is weliswaar een onherstelbaar vormverzuim, maar dit is niet doelbewust geschied. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad, nu niemand kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van deze gesprekken. De inbeslaggenomen brieven die verdachte heeft verstuurd vanuit de PI zijn op grond van de huisregels van deze PI gelezen.
De brieven zijn gekopieerd en op grond van het bepaalde in artikel 96a lid 4 Wetboek van Strafvordering (Sv) op een later moment inbeslaggenomen. De officier van justitie acht deze gang van zaken rechtmatig. De door het openbaar ministerie uitgebrachte persberichten zijn na de voorgeleiding van verdachte uitgebracht, omdat het een geruchtmakende verdenking betreft waarvoor veel maatschappelijke belangstelling bestaat en omdat Duitse media al melding hadden gemaakt van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. Een belang van verdachte bij terughoudend optreden van het openbaar ministerie in de media kan hier niet aan afdoen.
Voorts heeft de officier van justitie de leider van het Duitse onderzoek naar het echtpaar Anschlag als getuige ter terechtzitting opgeroepen om op die wijze aan de wens van de verdediging tegemoet te komen om meer informatie te verkrijgen over het Duitse onderzoek. De officier van justitie is dan ook van mening dat aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak niet is tekortgedaan. Het openbaar ministerie heeft, voor zover de verdediging concrete onderzoeksvragen heeft geformuleerd die zouden zien op een alternatief scenario, aanleiding gezien daarnaar nader onderzoek te doen en heeft die onderzoeksgegevens aan het dossier toegevoegd.
Voor zover ten aanzien van de opbouw van het dossier al sprake zou zijn van enig vormverzuim, is dit verzuim hersteld door toevoeging aan het dossier van aanvullende, door de verdediging verzochte informatie.
2.3 Het oordeel van de rechtbank
Vormverzuim
Volgens vaste rechtspraak dient de rechter in het geval van een onherstelbaar vormverzuim te beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en zo ja, welk rechtsgevolg. Daarbij dient de rechter rekening te houden met de in artikel 359a, tweede lid Sv genoemde factoren, zijnde het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging als een in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (Hoge Raad 30 maart 2004, LJN: AM2533, NJ 2004, 376).
De rechtbank zal hierna de door de verdediging aan hun verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten grondslag gelegde argumenten opeenvolgend bespreken en zij zal zich vervolgens uitlaten over het gehele samenstel van deze vermeende schendingen.
ad a) De geheimhoudersgesprekken
Vast staat dat een aantal geheimhoudersgesprekken in dit strafonderzoek niet onmiddellijk zijn vernietigd. In zoverre is sprake van onzorgvuldig handelen en van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie heeft dit ook niet betwist. Door dit verzuim is een voorschrift geschonden dat ziet op de bescherming van de belangen van de verdachte. De rechtbank is echter - anders dan de verdediging - van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte door deze schending in zijn belangen is geschaad of daarvan nadeel heeft ondervonden. Geen van de gesprekken zal immers tot het bewijs worden gebezigd en bovendien is niet aannemelijk geworden dat de gesprekken op enigerlei wijze sturing hebben gegeven aan het opsporingsonderzoek.
Voorts is niet aannemelijk geworden dat door de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan; in het bijzonder omdat niet is gebleken dat er nadere onderzoekshandelingen zijn verricht naar aanleiding van de gesprekken. Derhalve is de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet aan de orde. Evenmin zal met het verzuim rekening worden gehouden bij de strafmaat, gelet op de beperkte ernst en het ontbreken van enig nadeel voor de verdachte. De rechtbank zal dan ook volstaan met de constatering van het verzuim.
ad b) De brieven vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI)
Op grond van artikel 36, derde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) is de directeur van de PI bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor gedetineerden toezicht uit te oefenen. Dit toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijze van uitoefenen van toezicht wordt aan de gedetineerden tevoren mededeling gedaan. Voor zover aan verdachte deze mededeling niet is gedaan, is het de rechtbank niet gebleken dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad of daarvan nadeel heeft ondervonden. De rechtbank zal immers geen van deze brieven bezigen tot het bewijs en bovendien is niet aannemelijk geworden dat deze brieven op enigerlei wijze sturing hebben gegeven aan het opsporingsonderzoek. Gelet hierop zal aan dit mogelijke verzuim geen gevolg worden verbonden.
ad c) De uitgave van persberichten
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de media-aandacht voortvloeit uit de aard van de geruchtmakende verdenking jegens verdachte, waarbij het in de rede ligt dat hiervoor veel maatschappelijke belangstelling bestaat. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat Duitse media al melding hadden gedaan van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. De rechtbank is voorts van oordeel dat niet is gebleken dat het openbaar ministerie zich in zijn persberichten onvoldoende terughoudend heeft opgesteld. Dit voert tot de slotsom dat de media-aandacht reeds op die gronden niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
ad d) Geen inzage verleend in het Duitse strafdossier
De opvatting van de verdediging dat sprake is van een schending van artikel 6 EVRM nu zij geen inzage heeft gekregen in het Duitse strafdossier van het echtpaar Anschlag vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht.
Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat het recht op een eerlijke behandeling onder meer inhoudt dat de vervolgende instantie de verdachte op de hoogte dient te stellen van al het materiaal dat zowel ten gunste als ten nadele van de verdachte kan worden gebruikt. Het recht op kennisname van relevant materiaal is echter niet absoluut. Er kunnen zich met dit recht tegenstrijdige belangen voordoen, die moeten worden afgewogen tegen het belang van de verdediging om over bepaalde stukken te beschikken, bijvoorbeeld waar het gaat om mogelijk ontlastend materiaal.
Als uitgangspunt bij de beoordeling van dit verweer dient voorts te gelden dat de officier van justitie het strafdossier samenstelt op basis waarvan hij de tenlastelegging concipieert en op basis waarvan de raadsman de verdediging kan voeren. In beginsel bepaalt dus de officier van justitie welk materiaal deel uitmaakt van het Nederlandse onderzoek. Hij mag daarbij ook materiaal gebruiken dat via rechtshulpverzoeken ter beschikking is gekomen.
Voorts is in dit geval van belang dat de officier van justitie van de stukken uit het Duitse onderzoek waarover hij de beschikking heeft gekregen, afschriften heeft verstrekt aan de verdediging en de rechtbank. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat de leider van het Duitse opsporingsonderzoek op verzoek van de officier van justitie en in aanwezigheid van de verdediging ter zitting als getuige is gehoord, waarbij de verdediging uitvoerig in de gelegenheid is gesteld vragen te stellen aan deze getuige over het Duitse onderzoek en wat dit heeft opgeleverd.
Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat uit het verhoor van deze getuige naar voren is gekomen dat in het Duitse onderzoek geen sprake is van meer of andere documenten dan die waarover de verdediging in onderhavige zaak al beschikt, is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate aan de rechten en belangen van de verdediging is tegemoetgekomen.
Van strijd met het recht van verdachte op een eerlijke behandeling in zijn strafzaak in de zin van artikel 6 EVRM of met beginselen van een behoorlijke procesorde is geen sprake.
In zoverre faalt het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dus.
ad d) Alternatief scenario
Niet is gebleken dat de door de verdediging aangevoerde aanknopingspunten, die zien op andere personen en/of afkortingen en/of bedrijven en waarmee (naar de rechtbank begrijpt) wordt gedoeld op het scenario dat een ander of anderen dan verdachte de bron van het echtpaar Anschlag is/zijn, niet of onvoldoende zijn onderzocht door de officier van justitie. Evenmin is gebleken dat het openbaar ministerie mogelijk ontlastende informatie doelbewust buiten beschouwing heeft gelaten. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de officier van justitie, al dan niet in opdracht van de rechtbank, steeds gevolg heeft gegeven aan concrete en nader onderbouwde onderzoekswensen van de verdediging die in de richting van een ander dan verdachte zouden kunnen wijzen. De resultaten van deze nadere onderzoeken zijn in het dossier gevoegd.
Voor het overige zijn de door de verdediging geschetste aanknopingspunten zodanig vaag en onvoldoende onderbouwd gebleven dat de officier van justitie, voor zover hij heeft nagelaten (nader) onderzoek hiernaar te doen, op dit punt geen verwijt valt te maken. Daarbij is tevens van belang dat verdachte gedurende nagenoeg het gehele opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank ook in dit opzicht het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Wat de inhoudelijke aspecten van het door de verdediging aangevoerde alternatief scenario betreft, zal de rechtbank deze hierna, bij de beoordeling van het bewijs, bespreken.
ad e) Onvolledig/onzorgvuldig dossier
Gedurende het onderzoek ter terechtzitting zijn, al dan niet op verzoek van de verdediging, nadere onderzoeken uitgevoerd en dossierstukken aan het dossier toegevoegd.
Niet aannemelijk is geworden dat de officier van justitie doelbewust (ontlastend) bewijsmateriaal aan het dossier heeft onthouden, noch dat er door opsporingsambtenaren en/of de officier van justitie op enigerlei wijze zodanig is gehandeld dat er doelbewust en met grove veronachtzaming van verdachtes belangen aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Daaraan doet niet af dat de officier van justitie ter terechtzitting enkele foto's heeft getoond die zich niet in het strafdossier bevonden. Immers, van belang is dat de officier van justitie deze foto's slechts als illustratie bij zijn requisitoir heeft getoond en dat hij vervolgens deze foto's aan het strafdossier heeft toegevoegd.
Overigens zal de rechtbank deze foto's niet als bewijsmiddel gebruiken. De rechtbank verwerpt daarom ook op dit punt het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de verdediging aangedragen gronden, noch ieder op zich noch het samenstel daarvan, de conclusie rechtvaardigen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
De rechtbank verwerpt derhalve het desbetreffende verweer van de verdediging en zij acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
3. Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde
3.1 Inleiding1
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. De rechtbank leidt deze feiten en omstandigheden af uit de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 18 oktober 2011 werden, zoals blijkt uit het Duitse rechtshulpverzoek, in Duitsland twee verdachten met de aliassen Andreas Anschlag en Heidrun Anschlag-Freud aangehouden op verdenking van spionageactiviteiten voor een Russische inlichtingendienst. Hen wordt in Duitsland ten laste gelegd dat zij sinds eind jaren tachtig/begin jaren negentig in Duitsland als geheime agenten actief zijn geweest. Hoewel zij hebben verklaard dat zij in Argentinië respectievelijk Peru zijn geboren en de Oostenrijkse nationaliteit bezitten, is in het Duitse strafrechtelijk onderzoek gebleken dat zij Russisch als moedertaal hebben en dat zij afkomstig zijn uit de voormalige Sovjet-Unie.
Tijdens haar aanhouding ontving Heidrun Anschlag via een kortegolfzender spionageberichten van haar runner bij de inlichtingendienst en kopieerde zij deze naar een elektronisch opslagmedium.
Bij de huiszoeking van de gemeenschappelijke woning van de verdachten in Marburg werden bovendien apparaten aangetroffen waarmee gegevens per satelliet naar 'de Centrale' in Rusland overgedragen konden worden.2
Het strafdossier in de zaak van verdachte bevat concrete en overtuigende aanwijzingen dat het echtpaar Anschlag in haar contacten met 'BR' werkte voor de Russische inlichtingendienst SVR, de opvolger van de vroegere KGB. In de eerste plaats hebben Andreas en Heidrun Anschlag volgens hun advocaat de Russische nationaliteit.3
Daarnaast is het op de gegevensdragers van het echtpaar Anschlag aangetroffen berichtenverkeer tussen hen en 'de Centrale' overwegend gesteld in de Russische taal.
Dit berichtenverkeer bevat tal van opdrachten en instructies van 'de Centrale' aan het echtpaar Anschlag om 'BR' heimelijk vertrouwelijke documenten te laten verzamelen, coderen en over te dragen. Daarbij wordt gewerkt met zogeheten 'dead letter boxes' (geduid als geheime plaatsen). De focus van de gewenste documenten ligt onmiskenbaar bij Russische belangen en ontwikkelingen binnen de NAVO. Onderwerpen als biometrie voor EU-burgers en controle op de verandering van posities aan de buitengrenzen van de EU kunnen eveneens rekenen op grote belangstelling van 'de Centrale'.4
Op grond van het voorgaande, alsmede het ambtsbericht van de AIVD van 29 maart 20125 en het expertiserapport van deskundige prof. dr. B.G.J. de Graaff van 2 oktober 20126 over onder meer de focus en werkwijze van de SVR, is de rechtbank van oordeel dat met 'de Centrale' de SVR wordt bedoeld. De verdediging heeft dit overigens ook niet betwist.
Zowel Andreas Anschlag (codenaam "Pit") als Heidrun Anschlag (codenaam "Tina") hadden de opdracht om informatie met betrekking tot politieke, militaire en economische doelen te vergaren en deze informatie aan de inlichtingendienst door te spelen. De geheime agenten ontvingen van de Russische geheime inlichtingendienst SVR een vaste vergoeding, die in 2011 voor "Pit" € 4.300, = en voor "Tina" € 4.000, = bedroeg.
Naast het verzamelen van informatie lag het zwaartepunt bij de operationele activiteiten van "Pit" op het runnen van een andere agent, waarbij hij als instructeur optrad. Heidrun Anschlag werd bovendien de operationele taak toebedeeld om het contact met de Centrale in Moskou te onderhouden en daarbij zorg te dragen voor een permanente uitwisseling van informatie.7
In het elektronisch geheugen van een laptop die op 18 oktober 2011 in de woning van de verdachten Anschlag in beslag werd genomen, zijn in totaal 33 - waarvan 28 unieke - documenten aangetroffen. Deze documenten betroffen allen berichten afkomstig van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, die waren gerubriceerd met verschillende graden van vertrouwelijkheid.8 In diezelfde laptop zijn in de zogeheten unallocated cluster door de Duitse federale recherche tekstfragmenten veilig gesteld.9
Op grond van de data waarop 18 van genoemde documenten zijn opgemaakt is in het Duitse strafrechtelijk onderzoek het vermoeden gerezen dat die documenten bij een ontmoeting op 13 augustus 2011 in elektronische vorm door "BR" aan Pit overhandigd werden en dat het bij de door "Pit" gerunde agent "BR" om een medewerker van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken zou kunnen gaan.10
Op 15 februari 2012 heeft de landelijk officier van justitie terrorismebestrijding11 een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst d.d. 15 februari 2012 ontvangen, waaruit blijkt dat deze dienst beschikt over betrouwbare informatie dat "BR" betreft een persoon genaamd Raymond P., geboren [geboortedatum] 1951 te [woonplaats], GBA-adres [adres] en dat deze persoon werkzaam is op het Ministerie van Buitenlandse Zaken te 's-Gravenhage. 12 Op 24 maart 2012 is verdachte op Schiphol in vertrekhal Terminal 1 aangehouden.13 Op 24 maart 2012 heeft in de woning van verdachte te Den Haag een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer 227 gerubriceerde documenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in een rugzak aangetroffen en in beslag genomen.14
De vraag die de rechtbank met betrekking tot het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde moet beantwoorden is in de eerste plaats of op grond van de beschikbare bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte agent "BR" is die door Andreas Anschlag werd gerund. Ten tweede moet de rechtbank met betrekking tot het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde vaststellen of een verband bestaat tussen de ontmoetingen van Andreas Anschlag met verdachte, de door verdachte gedane kasstortingen en het aan verdachte betaalde spionageloon.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of kan worden bewezen dat er bij de ontmoetingen tussen Andreas Anschlag en verdachte documenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn overhandigd. Daarna moet de rechtbank de vraag beantwoorden of dat documenten betrof met staatsgeheime informatie (het onder 1 ten laste gelegde).
En met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde ten slotte de vraag of kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat hij staatsgeheime informatie leverde aan de Russische inlichtingendienst SVR.
Met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde moet de rechtbank voorts de vraag beantwoorden of verdachte ook handelingen heeft verricht die kunnen worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen betreffende het verstrekken van documenten met staatsgeheime informatie dan wel het voorhanden hebben van dergelijke documenten
(het onder 2 ten laste gelegde).
En vervolgens moet de rechtbank vaststellen of verdachte zich - door te handelen als onder 1 en/of 2 ten laste gelegd - daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan ambtelijke corruptie door als ambtenaar tegen betaling documenten met staatsgeheime en/of vertrouwelijke informatie te verschaffen (het onder 3 ten laste gelegde). Ten slotte is aan de orde de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen van de geldbedragen die hem in ruil voor het verschaffen van die documenten zijn uitbetaald (het onder 4 ten laste gelegde).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 eerste en tweede
cumulatief/alternatief en 4 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De door verdediging daartoe gevoerde verweren zullen hierna worden besproken.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1 Zijn agent "BR" en verdachte één en dezelfde persoon?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de stelling van de officier van justitie dat verdachte agent "BR" is louter op een aanname berust.
De rechtbank is op grond van het navolgende van oordeel dat agent "BR" en verdachte één en dezelfde persoon zijn.
USB-stick
Bij de aanhouding van verdachte op Schiphol is in de koffer die hij bij zich droeg een brillenkoker aangetroffen met daarin een aantal USB-sticks. Op één van die USB-sticks, voorzien van inbeslagnamenummer D.02.02, is een document van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangetroffen, welk document ook op een laptop van de verdachten "Anschlag" is aangetroffen.15 Uit digitaal onderzoek dat door de Rijksrecherche is verricht, blijkt voorts dat die USB-stick zowel digitale sporen heeft achtergelaten op een pc die in de woning van verdachte in beslag is genomen als op een laptop en een harde schijf van de Anschlags.16
Dit is dezelfde USB-stick waarop zeven pdf-bestanden (genaamd 'house2.pdf' tot en met
'house8.pdf') zijn aangetroffen betreffende vakantiewoningen in Zeeland, waarvan bestand 'house8.pdf' op de MSI Netbook van de Anschlags is aangetroffen en bestand 'house2.pdf' op de Sony Vaio laptop van de Anschlags.17
In de digitale gegevensdragers van het echtpaar Anschlag zijn in de zogeheten unallocated space tekstfragmenten in de Russische, Duitse en Engelse taal aangetroffen.18
In tekstfragment 1124 wordt verslag gedaan van de instructie aan agent BR om door middel van software het bestand 'house1.pdf' te coderen en wordt gemeld dat "de andere 4 of 5 bestanden leesbaar zijn, ook in PDF-formaat en dat die bestanden verhandelingen tonen over weekend huizen aan de Nederlandse kust."19
In tekstfragment 1122 wordt gemeld dat BR tijdens de ontmoeting met Pit op
15 augustus 2009 heeft gezegd dat hij wat informatie op de USB-stick in txt-format (afgesproken was pdf-format) had opgeslagen, maar dat het hem niet gelukt was dit bestand met behulp van het speciale programma te coderen.20 In tekstfragment 1123 wordt verslag gedaan van de vergeefse pogingen van BR tijdens een trainingssessie van een uur in het bijzijn van Pit om door middel van een drievoudige letter- en getallencombinatie en de kleuren van de Nederlandse vlag een meegenomen gedicht op een laptop van Pit te coderen en decoderen.21 In tekstfragment 1120 wordt aan de Centrale gemeld dat Pit BR heeft verzocht bij de volgende afspraak exacte kopieën in pdf-formaat aan hen door te geven en dat de Anschlags de informatie, ontvangen van BR, zullen doorgeven op dezelfde informatiedrager USB in het bestand 'file2.pdf', gesloten met een drievoudige sleutel. 22
Tekstfragmenten
Uit de tekstfragmenten kan verder worden afgeleid dat er tussen BR en Andreas Anschlag alias "Pit" meerdere ontmoetingen hebben plaatsgevonden en dat er van die ontmoetingen aan de Centrale in Moskou verslag werd gedaan door Heidrun Anschlag alias "Tina". In de verslaglegging van die ontmoetingen wordt gesproken over de werksituatie en de persoonlijke omstandigheden van BR.
Uit de instructies die de Anschlags van de Centrale ontvangen blijkt bovendien dat de Centrale op de hoogte is van de werksituatie van BR en zijn schulden.
In tekstfragment 112223 wordt verslag gedaan over een ontmoeting van Pit met BR op 15 augustus 2009:
"Pit vroeg of BR de afgelopen maanden veel had gereisd. BR antwoordde dat hij geen dienstreizen had gehad. Maar in de toekomst staan voor hem de volgende dienstreizen gepland: op 20-9 naar Brussel, waar een bijeenkomst voor medewerkers die voor het biometrische project verantwoordelijk zijn, uit alle deelnemende landen van de EU zal plaatsvinden. Op 21-10 naar Moskou en ook naar Sint Petersburg om het werk van de visumafdelingen van de diplomatieke vertegenwoordigingen van zijn land te onderzoeken."
In tekstfragment 1120 wordt onder meer gemeld door "Tina":
"BR meldde dat hij het in Moskou en Sint-Petersburg heel leuk heeft gevonden.
Op de vraag over de resultaten van de controle van de visa afdelingen van de ambassade en het consultaat beantwoordde BR dat de diplomatieke vertegenwoordigingen van zijn land in Rusland elementaire instructies van het depot niet naleven. In maart-april 2010 meldde BR dat een herhaalde dienstreis van het depot naar Rusland zou worden ondernomen met als doel de werkzaamheden van de vertegenwoordiging te laten uitvoeren volgens de instructies van het depot. Pit vroeg BR om bij een volgende afspraak een kopie van zijn verslag van zijn dienstreis naar Rusland mee te nemen." 24
In tekstfragment 1135 waarvan de oorspronkelijke versie in de Engelse taal is gesteld, zijn door de Centrale in Moskou vragen geformuleerd die door de Anschlags aan BR moeten worden gesteld. Die vragen hebben betrekking op het biometrische project in de Europese Unie en de interne organisatie van het bedrijf waar BR werkzaam is. Ook worden in dit fragment reacties gegeven op de door BR doorgegeven informatie over de database Basis Vreemdelingen Voorziening (BVV):
"Is er enige samenwerking in het biometrische programma tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten, sommige andere landen (Zwitserland, Canada, Japan, etc.?)? Wie is de projectleider in de Europese Gemeenschap? Wat is de tijdslijn voor het biometrische project? (..) Alle andere informatie die niet algemeen bekend is, met name over geplande acties in het biometrische programma. Toegangsniveaus in jouw bedrijf: Wat voor stappen zijn er voor de classificatie van documenten van documenten (intern gebruik, geheim, zeer geheim bij voorbeeld)? Wie heeft welke toegangsniveaus: wat zijn de regels daarvoor? Wat is de procedure om een toegangsniveau aan te vragen? Wat is de procedure voor de autorisatie van het toegangsniveau?Wat is de procedure voor de autorisatie van het toegangsniveau? Wie en hoe worden de regels voor toegang tot informatie gecontroleerd? Wie en hoe wordt de printer controle gedaan (journaal etc.)? Is er een regel over het printen van informatie om ermee te werken? (..)
Organigram van het bedrijf. Gedetailleerde beschrijving van elke unit (afdeling, directie etc.) en jouw plaats in deze structuur. Wie is de baas van iedere unit? Wat voor soort informatie heeft iedere afdeling? Is er een mogelijkheid tot technische toegang tot sommige afdelingen? Het diagram dat jij hebt gegeven is voor ons niet leesbaar; de afkortingen zijn onbegrijpelijk er zijn helemaal geen verklaringen - lever alsjeblieft de gedetailleerde beschrijving van het bedrijf en gebruik daarbij mijn vragen als steun. Verder schreef je laatst op de USB-stick: BVV. Het is niet mogelijk in deze fase om de BVV (Basis Voorziening Vreemdeling) te copieëren dit betekend Basis Regelingen voor Vreemdelingen. In deze database zullen we de meeste informatie vinden over elke vreemdeling die is geregistreerd via een immigratie-kanaal, via de ambassade dan wel via een consulaat. Als een vreemdeling eenmaal is geregistreerd zijn diens gegevens zichtbaar voor buitenlandse zaken en de partners binnen de immigratiekanalen. Wat was precies je bedoeling: Heb je geprobeerd de database te copieëren? Zou je wat personen kunnen natrekken als wij je de naam geven, of heb je meer informatie nodig?" 25
Medewerker Ministerie van Buitenlandse Zaken
Uit voormelde inhoud van de tekstfragmenten leidt de rechtbank af dat BR een medewerker is van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die werkzaam is op het gebied van vreemdelingenzaken en visumverstrekking.
Vanaf 7 oktober 2008 tot de dag van zijn aanhouding op 24 maart 2012 is verdachte als beleidsmedewerker bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkzaam geweest. 26
In die functie was hij belast met advisering in visumprocessen bij de Unit Kwaliteitsontwikkeling Visumproces waar acht personen werkten. 27 In oktober 2009 heeft verdachte met zijn toenmalige collega [collega A] in het kader van een Visum Advies Team missie de Nederlandse ambassade in Moskou en het Nederlandse consulaat in Sint Petersburg bezocht. 28 Volgens het hoofd van de Unit Kwaliteitsontwikkeling Visumproces de heer [Y] die in 2009 projectleider was van het project Biometrie heeft verdachte in dat jaar gesolliciteerd op een tijdelijke functie binnen dat project. 29
Schulden
In tekstfragment 1119 wordt aan de Centrale gemeld dat BR ernstige financiële problemen heeft, dat hij zijn schuldaflossing aan de bank niet kan betalen en wordt als schuld een bedrag van 33.000 euro genoemd. In tekstfragment 36 wordt door de Centrale aan de Anschlags voorgesteld om een gedeelte van de bankschuld van BR in drie tranches - te weten een bedrag van achtereenvolgens zeven, zeven en acht duizend ofwel een bedrag van totaal 22 duizend - voor het einde van 2009 te betalen.30
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte met schulden kampte. Op 19 juli 2010 zijn verdachte en zijn echtgenote op verzoek van de ING-bank door een gerechtsdeurwaarder aangeschreven om binnen twee dagen een restschuld van € 37.914,68 te voldoen, welke restschuld is ontstaan uit de executoriale verkoop van hun woning te Groenlo in september 2006.31
Uit de op verzoek van de verdediging door de officier van justitie bij het Bureau Krediet Registratie gevorderde gegevens blijkt dat naast genoemde hypotheekschuld bij de ING-bank verdachte sinds enkele jaren opeisbare schulden heeft uit doorlopende kredieten voor een bedrag van totaal € 49.500,00.32
Studie Universiteit Utrecht
In het bericht behorend bij tekstfragment 1121 wordt gemeld dat BR tijdens een ontmoeting met Pit heeft verteld dat zijn oudere zoon een brief heeft ontvangen dat hij geplaatst wordt voor een studie bij de Universiteit Utrecht.33 Verdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat zijn oudste zoon in september 2011 aan de Universiteit Utrecht is gaan studeren.34
Record nummer 9
Bij digitaal onderzoek in de MSI netbook van de Anschlags is ten slotte een zoekpad aangetroffen dat refereert aan het synchroniseren van een personal digital assistant met het netbook. Daarvan zijn enkele rudimentaire bestanden hersteld, waaronder een document dat door de Anschlags is opgesteld en dat in zogenaamde records is verdeeld.
In record nummer 9 staat vermeld:
"BR:
Raimond P., [geboortedatum] 1951,
Mobile: [mobiel telefoonnummer]."35
Slotsom
Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank genoegzaam en boven iedere twijfel verheven vast dat verdachte agent "BR" is. De geconstateerde overeenkomsten tussen BR en verdachte zijn dusdanig groot dat toeval kan worden uitgesloten.
3.4.2 De ontmoetingen, de kasstortingen en het spionageloon
Verdachte en zijn echtgenote hadden in de periode gelegen tussen 9 maart 2009 en 29 augustus 2011 een gezamenlijk bankrekeningnummer bij de ABN AMRO bank. Bij dit bankrekeningnummer werden twee bankpassen gebruikt met nummers XX1 en XX2. In die periode zijn met beide bankpassen kasstortingen gedaan. Het betreft in totaal 31 kasstortingen met een geldbedrag van totaal € 72.200, =. Alle kasstortingen hebben in Nederland plaatsgevonden.36
Aan de hand van de opeenvolgende data waarop de kasstortingen zijn gedaan (in frequentie variërend van twee stortingen in een maand tot één storting om de drie maanden) en de hoogte van de meestal aanzienlijke contante geldbedragen die op het bankrekeningnummer van verdachte en zijn echtgenote werden afgestort37 kan volgens de rechtbank een rechtstreeks verband worden gelegd met de ontmoetingen die tussen Andreas Anschlag en verdachte in die periode hebben plaatsgevonden en het bij die ontmoetingen uitbetaalde spionageloon.
Dit rechtstreekse verband ziet de rechtbank uitdrukkelijk bevestigd in tekstfragment 112038 waarin Andreas Anschlag alias "Pit" bij verdachte alias "BR' heeft geïnformeerd naar de storting van de door hem bij de vorige ontmoeting ontvangen beloning:
"Verder vroeg Pit hoe BR het bij de laatste afspraak ontvangen geld naar zijn bankrekening heeft gestort. BR zei dat hij het geld via een geldautomaat bij een filiaal van de bank heeft gestort. Na deze transactie heeft hij een kwitantie van de storting ontvangen.(..)"
In tekstfragment 1120 wordt voorts bericht:
"Pit vroeg BR over een bericht in verband met het bezoek van minister van Buitenlandse Zaken van Slowakije met Loekasjenko en Martynov in september 2009. BR zei dat hij zich dit bericht herinnert. Pit citeerde een bericht van BR: "South Ossetia will be recognized by both countries". BR bevestigde dat deze zin in zijn laatste bericht stond. Pit verzocht hem een kopie van het originele document van dit bezoek bij de volgende afspraak mee te nemen omdat wij dit bericht willen verifiëren."
En ook vermeldt het tekstfragment:
"Pit herhaalde de aanwijzing over de wijze van de schuldaflossing van BR en overhandigde hem het opeenvolgende bedrag van 7.000 euro. De volgende afspraak werd op 19.12.2009 om 13:00 op de gebruikelijke plek gemaakt."
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er bij die ontmoeting een bedrag van € 7.000, = aan spionageloon is betaald aan verdachte en dat die ontmoeting kort na september 2009 heeft plaatsgevonden, rekening houdende met het feit, zoals hierna nog zal worden besproken, dat de SVR vooral belangstelling had voor actuele informatie aangaande politieke ontwikkelingen in het "nabije buitenland" ofwel de buurlanden van de Russische Federatie.
Uit het overzicht van kasstortingen39 blijkt dan dat op genoemde bankrekening op
13 oktober 2009, 14 oktober 2009 en op 15 oktober 2009 achtereenvolgens een geldbedrag van € 4.000, =, € 1.000, = en € 1.500, = is gestort ofwel een bedrag van totaal € 6.500, =.
In tekstfragment 111940 wordt een ontmoeting beschreven, waarbij een bedrag van
€ 1.700, = aan BR is overhandigd. In dit fragment staat vermeld dat de volgende ontmoeting zal plaatsvinden op 14 augustus 2010 bij de ingang van Madurodam en dat Pit BR heeft toegezegd bij die volgende ontmoeting een bedrag van € 10.000, = te zullen overhandigen voor de schuldaflossing aan de bank tot 1 september 2010. Ook vermeldt het bericht dat Pit aan de Centrale zal voorstellen om het salaris van BR te verhogen tot € 2500 per maand en dat dit bedrag € 800, = meer bedraagt dan het gebruikelijke loon, waarbij dit extra bedrag als vergoeding diende voor de aanvullende uitgaven die BR in het geval van een dienstreis zou ontvangen.
Hieruit leidt de rechtbank af dat naast de extra contante geldbedragen voor de schuldaflossing van verdachte bij de bank het gebruikelijke maandelijkse spionageloon € 1.700, = bedroeg ofwel het bedrag dat bij die ontmoeting is betaald.
Uit het overzicht van kasstortingen41 blijkt vervolgens dat op genoemde bankrekening op
31 mei 2010 een geldbedrag van € 1.700, = is gestort en dat op 16 augustus 2010 en
17 augustus 2010 een geldbedrag van € 3.000, = respectievelijk € 4.000, = is gestort.
Door de verdediging is gesteld dat verdachte over hoge contante geldbedragen kon beschikken, omdat hij regelmatig juwelen en sieraden verkocht, waarvan hij een grote collectie had opgebouwd toen hij jarenlang op diplomatieke posten in het buitenland verbleef. Daar waren de kosten van levensonderhoud aanzienlijk lager dan in Nederland, zodat verdachte over voldoende inkomsten kon beschikken om daar een grote collectie juwelen en sieraden op te bouwen.
De rechtbank acht deze lezing weinig geloofwaardig, aangezien verdachte in de periode vóór 2008 al een aanzienlijke schuldenlast had opgebouwd. Temeer ongeloofwaardig, aangezien uit tekstfragment 3642 blijkt dat de Centrale via de Anschlags aan verdachte liet weten dat hij de contante geldbedragen die hem voor de schuldaflossing werden uitbetaald
- te weten "7, 7 en 8 duizend vóór het eind van 2009 met verschillende tussenpauzen" -
voor zijn omgeving moest verantwoorden door daadwerkelijk sieraden van zijn echtgenote te verkopen.
Een andere verklaring voor het feit dat verdachte in de periode van 9 maart 2009 tot en met 29 augustus 2011 over dusdanige hoge contante geldbedragen kon beschikken, is uit het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er aan verdachte in de periode van 9 maart 2009 tot 29 augustus 2011 ten minste een bedrag van € 72.200, = aan spionageloon is betaald.
3.4.3 Heeft er overdracht van de ten laste gelegde documenten plaatsgevonden?
Onder feit 1 wordt verdachte tenlastegelegd - kort gezegd - dat hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 17 juli 2011 staatsgeheime documenten (in de tenlastelegging genummerd A tot en met G) heeft verstrekt aan de Russische Federatie.
Overdracht documenten A t/m D
Documenten A tot en met D zijn aangetroffen op de werkplek van verdachte bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (A, B en C)43 en in een rugzak bij hem thuis (D).44 Zij zijn opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en hebben betrekking op de hervorming van de geheime dienst van de NAVO. Zij zijn gerubriceerd als 'BZ-vertrouwelijk'. De documenten dateren van 1 maart 2010 (A), 3 maart 2010 (B), 10 maart 2010 (C) en 24 juni 2010 (D). Documenten A, B en C zijn voorzien van handgeschreven Engelse samenvattingen.45 De verdediging heeft ter terechtzitting bevestigd dat het handschrift van deze samenvattingen van verdachte afkomstig is.
Op de gegevensdragers van het echtpaar Anschlag is berichtenverkeer aangetroffen tussen hen en de Russische inlichtingendienst SVR46 (in het berichtenverkeer aangeduid als: 'de Centrale'). Het gaat hierbij om tekstberichten, waaronder de navolgende tekstfragmenten 1124, 35 en 1119.
Tekstfragment 1124 is afkomstig van digitale gegevensdragers die bij het echtpaar Anschlag inbeslaggenomen zijn (locatie E).47 Het tekstfragment bevat een instructie van de Centrale aan het echtpaar Anschlag om verdachte samenvattingen te laten schrijven. Het tekstfragment, dat betrekking heeft op verdachte, luidt in dit verband als volgt:
"Volgende keer 9.05.09. (...) Andere informatie: Het is verboden om de intranet bestanden te copieëren en deze buiten de opslagruimte te brengen. Hij zou het kunnen merken, maar hij moet thuis een samenvatting schrijven. Gebruik daarvoor een telegram stijl: wie, hoe laat, waar, verdere stappen, plannen etc. Maar deze compacte stijl moet duidelijk te begrijpen zijn. Als je er niet zeker van bent dat je boodschap duidelijk te begrijpen zal zijn voor ons schrijf dan alsjeblieft een commentaar, korte geschiedenis van de zaak, etc."48
Tekstfragment 35 bevond zich op de bij het echtpaar Anschlag gevonden Palmtop computer49 en betreft een bericht van de Centrale aan het echtpaar Anschlag over verdachte. Het tekstfragment maakt melding van de ontvangst van NAVO informatie en luidt, voor zover van belang (waarbij 'RG' volgens een ambtbericht van de AIVD van 23 maart 2012 staat voor een radiogram en 'LV' voor een persoonlijke ontmoeting)50:
"30.05 RG van jullie niet geweest. Over BR. We begrijpen niet waarom 2500 per maand niet voldoende is voor het afbetalen van de schulden, waarom hij de papieren van het fonds niet zou verkopen. We zijn ermee akkoord, bijdrage van 60 procent is gevaarlijk, alleen maandelijkse betalingen. Met het aansluiten van T gaan we niet akkoord, Het is risico is te groot. We stellen voor het verblijf van BR te betalen plus het bedrag aan de bank voor volgende maand voor het geval dat LV valt, als reserve. Het opvoedingswerk moet versterkt worden. Jullie info over BW en zijn info over NATO is uitstekend. Breng aan hem de dankbaarheid van het centrum over."51
Tekstfragment 1119 (locatie E) is afkomstig van digitale datadragers die bij het echtpaar Anschlag inbeslaggenomen zijn (locatie E).52 Het tekstfragment is een verslag voor de Centrale van een ontmoeting tussen Anschlag en verdachte in 2010. Het beschrijft de overdracht van informatie door verdachte over veranderingen in de structuur van de geheime dienst van de NAVO. Het fragment luidt onder meer als volgt:
"Vervolgens heeft Pit BR voor de goede informatie bedankt die hij bij de laatste afspraak doorgaf, in het bijzonder in verband met de NAVO. BR zei dat hij deze keer ook de vervolginformatie over de veranderingen in het structuur van de geheime dienst van de NAVO doorgeeft. Vervolgens vroeg Pit BR de "agent background" van hun kennismaking en afspraken te herhalen. BR is in het algemeen de "agent background" niet vergeten. Sommige details werden opgefrist. Daarna overhandigde Pit aan BR het bedrag van 1700 euro en maakte de volgende afspraak op 14.08.2010 om 12:00 bij de ingang van Madurodam."53
Tekstfragment 1119 vermeldt voorts de overdracht van € 1.700 tijdens de desbetreffende ontmoeting en het maken van een volgende afspraak op 14 augustus 2010. Op 31 mei 2010 wordt een kasstorting van € 1.700 gedaan op de bankrekening van verdachte.
De eerstvolgende kasstorting is kort na 14 augustus 2010, namelijk op 16 augustus 2010 (€ 3.000) en op 17 augustus 2010 (€ 4.000).54
Uit voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de ontmoeting tussen verdachte en Andreas Anschlag waarvan tekstfragment 1119 verslag doet, eind mei 2010 heeft plaatsgevonden en dat verdachte bij die gelegenheid wederom - net als bij een eerdere ontmoeting - tegen betaling informatie over de hervorming van de inlichtingenstructuur van de NAVO aan Andreas Anschlag heeft overhandigd. De hervorming van de inlichtingenstructuur van de NAVO is tevens het onderwerp van de documenten A tot en met D.
In tekstfragment 35 draagt de Centrale het echtpaar Anschlag op om verdachte55 te bedanken voor de uitstekende informatie over de NAVO. Tekstfragment 1119 verwoordt dat Andreas Anschlag verdachte bedankt voor de goede informatie over de NAVO.
Kort na voormelde ontmoetingen heeft verdachte de door hem ontvangen bedragen geheel of gedeeltelijk gestort op zijn bankrekening, en wel op 31 mei 2010 en op 16 en 17 augustus 2010. Het in het tekstfragment genoemde bedrag van € 1.700 komt overeen met het op 31 mei 2010 bij de bank gestorte bedrag.
Relevant is voorts dat de data van de documenten - 1 maart 2010 (A), 3 maart 2010 (B), 10 maart 2010 (C) en 24 juni 2010 (D) - passen bij ontmoetingen in mei en augustus 2010.
Ten slotte zijn de handgeschreven samenvattingen van verdachte op drie van de vier documenten in lijn met de instructie van de SVR om samenvattingen te maken.
Een en ander voert tot de slotsom dat verdachte de documenten A tot en met D daadwerkelijk heeft overhandigd aan Andreas Anschlag.
Overdracht documenten E t/m G
Documenten E tot en met G zijn opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en gaan over de rol van de NAVO in Libië tijdens en na de val van het regime van Khaddafi. Zij zijn gerubriceerd als 'BZ-vertrouwelijk'. De documenten dateren van 7 juni 2011 (E) en 14 juli 2011 (F en G).56
Document E is aangetroffen op de werkplek van verdachte. Van de documenten F en G is vastgesteld dat deze op 14 juli 2011 door verdachte zijn bevraagd in het computersysteem van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Documenten E, F en G zijn voorts aangetroffen op een laptop van het echtpaar Anschlag.57
Documenten F en G zijn op 17 juli 2011 met behulp van USB stick met IBN code D.02.01 op die laptop opgeslagen.58
Deze USB stick is op 24 maart 2012 bij verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen.59
Op 24 juni 2011 en 18 juli 2011 zijn contante geldbedragen van steeds € 1.000 gestort op de bankrekening van verdachte.60
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook de documenten E tot en met G heeft overgedragen.
Dat de in Duitsland aangetroffen documenten een andere opmaak hebben dan de bij verdachte aangetroffen documenten - de verdediging heeft bij pleidooi gewezen op (voor zover hier van belang) documenten F (p. 6547) en G (p. 6552) - leidt niet tot een ander oordeel. Door de toelichting van de officier van justitie is in dit opzicht - mede gelet op wat er over verschillende lay-outs van NAVO documenten is gerelateerd - 61 voldoende aannemelijk geworden dat het verschil in lay-out en het ontbreken van logo's is veroorzaakt doordat de documenten in Duitsland, anders dan de bij P. aangetroffen documenten, niet zijn geopend en afgedrukt in hun oorspronkelijke computeromgeving.
Het desbetreffende verweer van de verdediging faalt dus.
3.4.4 Bevatten de ten laste gelegde documenten staatsgeheime informatie?
Staatsgeheimen: het formele kader
In deze zaak moet de rechtbank van de zeven hiervoor genoemde documenten beoordelen of deze een staatsgeheim karakter hebben in de zin van artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht.
Een staatsgeheim in de zin van artikel 98 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is een gegeven waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat of zijn bondgenoten wordt geboden. Voor de vraag of iets een staatsgeheim is, is onder andere van belang het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst - bijzondere informatie van 24 februari 2004 (hierna: Vir-bi)62, dat algemene regels bevat voor de beveiliging van informatie binnen de rijksoverheid, waaronder staatsgeheimen. Hierin zijn met name de aard en wijze van rubricering van staatsgeheimen vastgelegd. In artikel 5 lid 1 Vir-bi worden drie categorieën van rubricering onderscheiden, te weten Stg. Zeer Geheim, Stg. Geheim en Stg. Confidentieel, waarbij het respectievelijk gaat om zeer ernstige schade, ernstige schade of schade aan het belang van de Staat of zijn bondgenoten. Bijzondere informatie die geen staatsgeheim is, wordt gerubriceerd als Departementaal Vertrouwelijk indien kennisnemen door niet-gerechtigden nadeel kan toebrengen aan het belang van één of meer ministeries, aldus artikel 5 lid 2 Vir-bi.
Ten aanzien van geheimhouding in het belang van de bondgenoten is voorts relevant het nader Verdrag tussen de Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag inzake beveiliging van gegevens van Brussel van 6 maart 1997. Op grond van artikel 1 onder i. van dit verdrag moet de Nederlandse Staat (als lidstaat) zorgdragen voor de beveiliging en bescherming van a. als zodanig aangemerkte gerubriceerde gegevens die afkomstig zijn van de NAVO of die door een lidstaat aan de NAVO worden voorgelegd en b. als zodanig aangemerkte gerubriceerde gegevens die afkomstig zijn van lidstaten en die aan een andere lidstaat worden aangeboden ter ondersteuning van een NAVO-programma, -project of- contract. Verder is onder ii. bepaald dat lidstaten het rubriceringsniveau van de hiervoor bedoelde gegevens handhaven en al het mogelijke in het werk stellen om deze dienovereenkomstig te beschermen en onder iv. dat die gerubriceerde gegevens niet ter beschikking worden gesteld aan niet NAVO-partijen zonder toestemming van de opsteller of de verstrekker.
Onder gerubriceerde gegevens wordt volgens bijlage I onder meer verstaan gegevens of materiaal die respectievelijk dat tegen ongeoorloofde verspreiding moeten respectievelijk moet worden beschermd, overeenkomstig hun beveiligingsrubricering. In artikel 2 is onder andere opgenomen dat de lidstaten beveiligingsnormen die een gelijkwaardig beschermingsniveau voor gerubriceerde gegevens waarborgen, zullen opstellen en implementeren. Dat dit laatste is gebeurd, volgt onder meer uit bijlage 1 (Transponeringstabel internationale rubriceringen) bij het Vir-bi: ten aanzien van de NAVO zijn de categorieën van rubricering als staatsgeheim NATO Top Secret (Stg. Zeer Geheim), NATO Secret (Stg. Geheim) en NATO Confidential (Stg. Confidentieel). De rubricering NATO Restricted is de equivalent van Departementaal Vertrouwelijk.
Naast deze specifieke verdragsbepalingen geldt tussen NAVO-lidstaten in zijn algemeenheid ook het pacta sunt servanda-beginsel, zoals neergelegd in artikel 26 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 1980. Daarin is bepaald dat elk in werking getreden verdrag de partijen verbindt en door hen te goeder trouw ten uitvoer moet worden gelegd.
Het toetsingskader van de rechter
Voor de rechterlijke beoordeling of een document staatsgeheim is, is de rubricering van dat document niet beslissend. Dit volgt uit de Memorie van Antwoord bij artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarin staat dat het ter uiteindelijke beoordeling is van de rechter die de bepaling toepast, of in concreto de geheimhouding door het belang van de Staat was geboden.63
In zijn artikel "Enkele aspecten van de strafrechtelijke bescherming van staatsgeheimen" merkt A. Heijder op dat denkbaar is dat de rechter gegevens onder artikel 98 Sr laat vallen, die niet als staatsgeheim zijn geclassificeerd.64 Omgekeerd is, zo vervolgt Heijder, het stempel "geheim" nog niet voldoende bewijs dat het gegeven ook inderdaad geheim behoort te zijn en te blijven. Dat zal steeds per geval beoordeeld moeten worden. Kortom, aldus nog steeds Heijder, het begrip "staatsgeheim" is geen formeel maar een materieel begrip.
Ook hoeft niet beslissend te zijn de vaststelling dat een staatsgeheim openbaar is gemaakt. In zijn uitspraak van 18 september 1989 (LJN: AD0876; NJ 1990, 94) heeft de Hoge Raad overwogen dat de omstandigheid dat enig in artikel 98 Sr bedoeld gegeven reeds eerder openbaar is gemaakt, niet behoeft mee te brengen dat de geheimhouding van dat gegeven niet langer is geboden.
Dit brengt met zich dat de rechtbank haar beoordeling zal moeten baseren op de aard van de documenten en hetgeen daarover naar voren is gebracht door getuigen of anderen, in samenhang met de over de documenten verschenen rapporten.
Beoordeling van de documenten A, B, C en D
Documenten A tot en met D zijn opgesteld door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken en hebben in de kern hetzelfde onderwerp, namelijk de voorgenomen hervorming van de inlichtingenstructuren op het hoofdkwartier van de NAVO teneinde een gebrek aan strategische inlichtingen voor de Noord-Atlantische Raad weg te nemen. Het gaat concreet om voorstellen voor de beoogde werkwijze en inrichting van de inlichtingenstructuur. Ook is in de documenten verwoord hoe verschillend de plannen binnen de lidstaten van de NAVO werden ontvangen. Onderaan document D staan de namen vermeld van twee medewerkers van respectievelijk de AIVD en de MIVD die van dit document op de hoogte moesten worden gesteld. Documenten A tot en met D zijn gerubriceerd als 'BZ-vertrouwelijk.'
De documenten A tot en met D zijn beoordeeld door deskundige prof. dr. B.G.J. de Graaff.65 In zijn rapport van 2 oktober 2012 concludeert hij dat de grootste schade die Nederland door de handelwijze van verdachte heeft geleden, reputatie- en imagoschade is. De schade die de NAVO heeft geleden moet evenwel als substantieel moet worden betiteld. In de visie van De Graaff, die zijn bevindingen en conclusies ten overstaan van de rechter-commissaris op 26 oktober 2012 en ter terechtzitting op 8 april 2013 nader heeft toegelicht, zijn de documenten daarom te laag gerubriceerd en hadden deze moeten worden aangemerkt als staatsgeheim. Volgens De Graaff is de werkwijze en inrichting van een inlichtingendienst in het algemeen geheime informatie: wanneer die informatie bekend wordt bij een opponent, belemmert dat de werkwijze van de inlichtingendienst. Bij de documenten A tot en met D acht hij verder van belang dat het hierin beschreven verschil van inzicht tussen NAVO lidstaten door een tegenstander kan worden uitgebuit, bijvoorbeeld door het aanwenden van invloed op lidstaten en het aldus vergroten van de tegenstellingen.
De Graaff heeft voorts verklaard dat de lezer van document A 'op de eerste rij zit' als het gaat om kennisname van de tegenstellingen binnen de NAVO. Denkbaar is, aldus de deskundige, dat een opponent van de NAVO op basis van die informatie besluit om vijandige agenten te plaatsen, vooruitlopend op de hervorming van de inlichtingenstructuur van de NAVO.
Document B verwoordt actuele zwaktes van de inlichtingencapaciteit van de NAVO. Volgens De Graaff gaat het bij inlichtingenwerk steeds om intenties en capaciteiten - zowel ten aanzien van kwantiteit als kwaliteit - reden waarom de informatie in document B voor een tegenstander zeer welkom is. Deze tegenstander kan zwaktes uitbuiten en via beïnvloeding van lidstaten proberen om verbeteringen te voorkomen, aldus De Graaff.
Document C en D geven de stand van zaken weer ten aanzien van de hervorming van de NAVO inlichtingenstructuren. Het vermeldt hoe de zwakheden worden tegengegaan, in welk tempo en op welk verzet dit stuit bij bepaalde lidstaten. Volgens De Graaff bieden deze documenten een belangrijk 'kijkje in de keuken'. Hij acht document D het meest gevoelige document omdat dit de contouren van de inlichtingenstructuren op het hoofdkwartier van de NAVO uitvoerig uit de doeken doet. Hij betrekt bij zijn oordeel dat de namen van medewerkers van de AIVD en MIVD in de distributielijst van dit document staan vermeld.
De rechtbank verenigt zich - gelet op de aard van de documenten A tot en met D - met de bevindingen en conclusies van De Graaff. De rechtbank verwerpt daarmee tevens het verweer van de verdediging dat (kort samengevat) de documenten onvoldoende bruikbare informatie bevatten voor de Russische inlichtingendienst. De bevindingen en conclusies van De Graaff vinden steun in het Toezichtsrapport inzake de rubricering van staatsgeheimen door de AIVD van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) van 13 juni 2012.66 In dit rapport, dat deel uitmaakt van het strafdossier, is het oordeel van de CTIVD verwoord dat informatie over de inrichting, werkwijze en het actueel kennisniveau van inlichtingendiensten een staatsgeheim karakter draagt.67 Opmerking verdient voorts dat ook de wetgever die opvatting huldigt, zo volgt uit de Memorie van Toelichting bij de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 200068 en het Verslag van het Algemeen Overleg van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie op 1 juli 2009.69
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat de in de tenlastelegging genoemde documenten A, B, C en D informatie bevatten met een staatsgeheim karakter in de zin van artikel 98 Sr.
Beoordeling van de documenten E, F en G
Documenten E tot en met G zijn opgesteld door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken en dateren van 7 juni 2011 (E) en 14 juli 2011 (F en G). Zij hebben betrekking op bijeenkomsten van de Noord-Atlantische Raad en gaan over het destijds lopende conflict in Libië tussen het regime van Khaddafi en de opstandelingen. Ten tijde van dit conflict voerde de NAVO uit hoofde van Resolutie 1973 van de VN Veiligheidsraad militaire operaties uit in het conflictgebied onder de codenaam Unified Protector. De documenten zijn gerubriceerd als 'BZ-vertrouwelijk.'
Ook deze documenten zijn beoordeeld door De Graaff. Volgens hem is de gevoeligheid van de documenten met name gelegen in de omstandigheid dat zij inzicht geven in (kort gezegd) het actuele verloop van de strijd in Libië, plannen voor een post-Khaddafi fase, de plannen van opstandelingenleider Jibril, de opvatting van de NAVO over Jibril, meningsverschillen tussen lidstaten en zwaktes van het response system van de NAVO. Al deze informatie is belangwekkend voor de Russische regering en het bekend worden van deze informatie maakt NAVO lidstaten kwetsbaar voor beïnvloeding door Rusland, aldus De Graaff. In zijn visie moeten de documenten E, F en G worden aangemerkt als staatsgeheim.
De NAVO (NATO Office of Security) heeft zich in damage assessments van 31 oktober 2012, 10 december 2012 en 9 januari 2013 in soortgelijke bewoordingen uitgelaten over de documenten.
Indien aangemaakt door de NAVO (de documenten zijn opgesteld door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken) zou de inhoud van document E zijn geclassificeerd als NATO Secret (Stg. Geheim), document F als NATO Restricted (Dep. Vertrouwelijk) en document G als NATO Confidential (Stg. Confidentieel). Volgens de NAVO zou het lekken van informatie omtrent de individuele posities van de bondgenoten die in vertrouwelijkheid werden besproken tijdens de vergaderingen van de Noord-Atlantische Raad tot gevolg kunnen hebben dat landen terughoudender worden in deze dialoog, hetgeen schadelijk zou kunnen zijn voor de NAVO, aangezien een openhartige discussie over de onderwerpen binnen de Raad van vitaal belang is voor een gezond proces van overleg en informatieverschaffing. Evenals De Graaff in zijn rapport, acht de NAVO de tijdsduur van belang, omdat informatie vergankelijk lijkt te zijn en de waarde ervan vermindert naarmate de tijd verstrijkt. Het lekken van documenten na enkele dagen of weken nadat ze zijn opgesteld, is schadelijker dan wanneer ze zijn gelekt na verloop van enige maanden.
Gelet op de aard en actualiteit van de documenten E, F en G en de rapportages van De Graaff en de NAVO, is de rechtbank ook ten aanzien van al deze documenten van oordeel dat zij een staatsgeheim karakter dragen in de zin van artikel 98 Sr. De rechtbank neemt bij het schadelijk effect van het lekken van deze documenten in aanmerking dat verdachte al na enkele dagen of weken nadat ze waren opgesteld digitale exemplaren hiervan heeft verstrekt aan de SVR. Dat de gevoelige informatie in de documenten E, F en G destijds reeds uit de media bekend zou zijn, zoals de verdediging stelt, blijkt uit niets, nog daargelaten dat een zodanige omstandigheid nog niet hoeft te betekenen dat van staatsgeheimen geen sprake (meer) is.
3.4.5 Wetenschap verdachte ten aanzien van het staatsgeheime karakter van de ten laste gelegde documenten
Aan de orde is dan de vraag of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij in opdracht van de SVR inlichtingen verstrekte waarvan geheimhouding door het belang van de staat en zijn bondgenoten was geboden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
In de eerste plaats is het rekruteringsproces van de SVR van belang, zoals verwoord in een ambtsbericht van de AIVD70 en het eerder genoemde rapport van deskundige De Graaff. Hierin is beschreven dat de kandidaat-agent zich tot heimelijke samenwerking bereid moet tonen en dat hij gewillig instructies van de SVR zal ontvangen.71 Er worden dan afspraken gemaakt.72 Ook met verdachte zijn dit soort afspraken gemaakt, zo volgt uit de berichten 1115 en 1124 tussen de Centrale en het echtpaar Anschlag. Tekstfragment 1115 luidt in dit verband als volgt:
"Over BR. Uit jullie antwoord hebben wij begrepen dat BR nog niet heeft laten weten of hij akkoord met onze voorwaarden gaat. Is dat zo?".73
Ook tekstfragment 1124 maakt duidelijk dat de Centrale regels heeft gesteld ten aanzien van de informatievergaring door BR:
"Bij de ontmoeting in persoon met de leidinggevenden zal Pit daarom uitvoerig bespreken of een vast salaris nog een geschikte motiverende basis is voor een succesvolle nieuwsgaring door BR volgens onze regels en in hoeverre de Centrale met een open verhelderend gesprek met BR daarover instemt. Van de andere kant moet worden besproken wat wij BR als financiële hulp voor de professionele behandeling van de psychische ziekte van zijn vrouw in het vooruitzicht kunnen stellen, wanneer hij successen - maar volgens onze spelregels - moet aantonen"74
Tekstfragment 1115 bevat voorts een bericht van de Centrale aan de Anschlags waarin verdachte opdracht krijgt om documenten met rubricering confidentieel of hoger te verzamelen, met name documenten over de EU en NAVO:
"Op LV leer BR blind informatie op het depot en tijdens dienstreizen te verzamelen. Bedenk mogelijkheden voor het overstappen van BR naar samenvatting van NAVO, US, EU, RUS. Prioriteit voor confidentiële documenten en hoger. Zolang het werk [niet] routine wordt, stellen wij voor om terug te gaan naar maandelijkse LV voor opvoeding en onderwijs van BR."75
Dat verdachte deze opdracht heeft aanvaard en deze naar tevredenheid heeft verricht, volgt uit het door Andreas Anschlag uitgevoerde76 verzoek van de Centrale om BR te bedanken voor de goede informatie over de NAVO.77 Daarnaast blijkt uit het berichtenverkeer dat de Centrale en het echtpaar Anschlag zich door het saneren van verdachtes schulden inspanden om hem zijn positie bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken te laten behouden.78
Het royale maandelijkse spionageloon is een belangrijke aanwijzing voor de hoge waarde van de aangeleverde documenten voor de SVR.79
Het hiervoor aangehaalde tekstfragment 1115 maakt, evenals andere tekstfragmenten die op de gegevensdragers van het echtpaar Anschlag zijn aangetroffen, de verhouding tussen de SVR en verdachte duidelijk: verdachte moet worden 'opgevoed' en geschoold. Zo moest verdachte informatie versleutelen en kreeg hij les in het coderen en decoderen van informatie.80
Het berichtenverkeer tussen het echtpaar Anschlag en de Centrale toont verder aan dat de prioriteit van de SVR bij Russische belangen lag en was gericht tegen de NAVO. Onderwerpen als biometrie voor EU-burgers en controle op de verandering van posities aan de buitengrenzen van EU konden eveneens rekenen op belangstelling van de SVR.81 In het kader daarvan kreeg verdachte een permanente opdracht.82 Andere opdrachten aan verdachte betroffen het vergaren van informatie over de Basis Voorziening Vreemdelingen en afdelingsoverzichten83, alsmede een departementale telefoongids84 en de voorwaarden voor toegang tot het intranet van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.85
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat hij in opdracht van de Russische buitenlandse inlichtingendienst werkte. Er was sprake van instructies, een gezagsverhouding en een beloningensysteem. Verdachte wist ook dat hij met de documenten A tot en met G aan de SVR inlichtingen verstrekte, waarvan geheimhouding door het belang van de staat en zijn bondgenoten geboden was. Verdachte kende immers de prioriteit van de SVR en de opdracht om op zoek te gaan naar documenten met rubricering confidentieel of hoger en hij ontving hiervoor positieve feedback en hoge contante vergoedingen. Ook het oefenen met coderen en decoderen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden losgezien van het heimelijk verstrekken van geheime en gevoelige informatie. Dat laatste moet verdachte zeker hebben geweten, gelet op de door hem sinds 1978 bekleedde functies bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken86 en de voor die functies geldende regels voor het omgaan met vertrouwelijke informatie.87
Conclusie
Een en ander voert tot de slotsom dat verdachte de onder 1 onder A tot en met G tenlastegelegde documenten heeft overgedragen aan het echtpaar Anschlag. Verdachte wist dat hij daardoor inlichtingen verstrekte waarvan geheimhouding door het belang van de staat en zijn bondgenoten geboden was. Daarbij handelende verdachte in opdracht van de inlichtingendienst van de Russische Federatie, de SVR.
De rechtbank acht om die reden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.4.6 Heeft verdachte voorbereidingshandelingen verricht?
Onder feit 2 wordt verdachte verweten - kort gezegd - dat hij zich in de periode van 1 januari 2005 tot en met 24 maart 2012 heeft schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het verstrekken van staatsgeheimen aan een of meer buitenlandse mogendheden, in dit geval de Russische Federatie.
Op grond van hetgeen in paragraaf 3.4.2 van dit vonnis is overwogen met betrekking tot de betaling van het spionageloon, kan worden vastgesteld dat verdachte in elk geval vanaf
9 maart 2009 ontmoetingen heeft gehad met Andreas Anschlag. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte vanaf dat moment tot zijn aanhouding op 24 maart 2012 onmiskenbaar de intentie om informatie aan de SVR te verstrekken met de rubricering confidentieel en hoger. De rechtbank grondt haar oordeel in de eerste plaats op het bij de bespreking van feit 1 aangehaalde berichtenverkeer tussen het echtpaar Anschlag en de Centrale.88 Bij de bespreking van feit 1 is vastgesteld dat hem dit ook enkele keren is gelukt. Dat de ontmoetingen met Andreas Anschlag een ander doel hadden, zoals de verdediging suggereert, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Op de door de verdediging geschetste alternatieve scenario's zal de rechtbank nader ingaan in paragraaf 3.4.9 van dit vonnis.
Het berichtenverkeer tussen het echtpaar Anschlag en de Centrale maakt verder duidelijk dat verdachte met voormelde intentie jarenlang vertrouwelijke documenten uit het berichten-verkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft bevraagd, geprint en thuis gescand en op USB-sticks gezet.89 Ook heeft hij documenten rechtstreeks op USB-sticks gekopieerd, zo blijkt uit de in Duitsland aangetroffen digitale snelkoppelingen naar bestandsnamen die verband houden met het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken.90
De desbetreffende USB-sticks zijn op 24 maart 2012 bij de verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen.91 Ook heeft verdachte een laptop voorhanden gehad om het coderen en decoderen onder de knie te krijgen en te oefenen met steganografische software.92
De rechtbank acht op grond van al het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.4.7 Heeft verdachte in zijn hoedanigheid als ambtenaar tegen betaling documenten verstrekt?
Uit het berichtenverkeer tussen het echtpaar Anschlag en de SVR, dat blijkens de inhoud teruggaat tot 2009, volgt dat verdachte vanaf in elk geval 2009 tot aan de aanhouding van het echtpaar Anschlag in Duitsland op 18 oktober 2011 meerdere keren tegen betaling gerubriceerde NAVO en EU documenten en andere vertrouwelijke stukken heeft doorgespeeld aan de SVR.93 Voor het verstrekken van dergelijke documenten vóór 2009 biedt het dossier zeker aanwijzingen, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank te weinig concreet voor een bewezenverklaring op dit punt.
Voormeld berichtenverkeer maakt duidelijk dat verdachte zowel vóór als na de overdracht van documenten contant geld heeft aangenomen van Andreas Anschlag en dat deze giften bedoeld waren als beloning voor het verstrekken van deze documenten. Verdachte heeft de contante bedragen vervolgens (geheel of gedeeltelijk) gestort op zijn bankrekening.94
Ook heeft hij zijn echtgenote meerdere keren contante bedragen overhandigd, die ook zij vervolgens bij de bank heeft afgestort.95 De laatste storting vond plaats op 29 augustus 2011. Het totaalbedrag aan contante stortingen op de rekening van verdachte beloopt € 72.200.96
Door de SVR te voorzien van vertrouwelijke documenten die afkomstig waren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft verdachte in strijd gehandeld met zijn plicht als ambtenaar. Verdachte heeft immers in 1978 bij zijn aanstelling als ambtenaar97 de eed afgelegd en daarbij verklaard zich niet te zullen schuldig maken aan corruptie of het openbaar maken van geheimen of vertrouwelijke zaken.98 Ook heeft hij destijds een geheimhoudingsverklaring ondertekend.99
Verdachte moet voorts op de hoogte zijn geweest van de voor alle ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geldende gedragscode die het aannemen van steekpenningen verbiedt en wijst op de ambtelijke geheimhoudingsplicht waaraan iedere ambtenaar door de ambtseed of -belofte is gebonden.100
Verdachtes positie als ambtenaar bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelde hem in staat de door de SVR verlangde documenten te bemachtigen. Verdachte had immers uit hoofde van zijn functie als Adviseur Kwaliteitsontwikkeling Visumproces toegang tot de documentatie en het computernetwerk van dit ministerie101 en vast staat dat (in elk geval) de bij verdachte en het echtpaar Anschlag aangetroffen documenten in kwestie langs die weg door hem zijn vergaard.102
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de onder feit 3 tenlastegelegde ambtelijke corruptie (eerste en tweede cumulatief/alternatief) wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank uitgaat van de periode 1 januari 2009 tot 24 maart 2012.
3.4.8 Heeft verdachte geldbedragen witgewassen?
Ook acht de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor onder paragraaf 3.4.2 alsmede paragraaf 3.4.7 is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in dezelfde periode samen met zijn echtgenote de van de SVR ontvangen contante bedragen ter hoogte van in totaal € 72.200 heeft witgewassen door dit chartale geld via de bankstortingen om te zetten in giraal geld en dat hij van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Dit leidt tot een bewezenverklaring van feit 4 primair op de tenlastelegging.
3.4.9 Alternatief scenario
De verdediging heeft gesteld dat een ander of anderen dan verdachte de bron van het echtpaar Anschlag moet zijn geweest. De verdediging wijst op de omstandigheid dat naast de afkorting BR meerdere andere afkortingen in het berichtenverkeer tussen het echtpaar Anschlag en de Centrale worden gebruikt. Ook komt een aantal namen van medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor op de computers van het echtpaar Anschlag. Daarnaast hebben twee andere medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken eveneens een zeer groot deel van de in Duitsland aangetroffen documenten bevraagd. Voorts kan sprake zijn geweest van misbruik van login gegevens bij voormeld Ministerie, aldus nog steeds de verdediging.
Uitgangspunt is dat de rechtbank een aangedragen alternatieve gang van zaken moet weerleggen. Dat kan door opneming van bewijsmiddelen of vermelding van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing uitsluiten. Echter, een dergelijke weerlegging is niet steeds vereist. De rechtbank kan ter weerlegging oordelen dat de gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden (zie Hoge Raad 16 maart 2010, LJN: BK3359, NJ 2010, 314).
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat geen concrete aanwijzingen voor een alternatief, de verdachte ontlastend, scenario in het dossier kunnen worden gevonden. Daar waar de verdediging een dergelijke aanwijzing heeft opgevoerd en onderbouwd, is dit door de officier van justitie nader onderzocht.
Uit deze onderzoeken is niets relevants of ontlastends voor verdachte naar voren gekomen. Uit het uitgebreide berichtenverkeer tussen het echtpaar Anschlag en de Centrale in Rusland komen onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren dat sprake zou zijn van andere bronnen die hen in het bezit zouden hebben gesteld van de tenlastegelegde documenten.
Evenmin zijn in het Duitse onderzoek dergelijke aanwijzingen naar voren gekomen, zo heeft ook de leider van dit onderzoek als getuige ter zitting verklaard.
Het nadere onderzoek naar mogelijk misbruik van login gegevens bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft evenmin dergelijke aanknopingspunten opgeleverd. Wat rest is de door de verdediging niet nader onderbouwde suggestie dat mogelijk een ander dan verdachte de bron 'BR' is.
De rechtbank stelt vast dat ook voor deze suggestie geen enkel aanknopingspunt in het dossier is te vinden. De rechtbank betrekt hierbij dat het bij die stand van zaken ook op de weg van verdachte zelf had gelegen om hier duidelijkheid over te verschaffen en voormelde suggestie op zijn minst een begin van aannemelijkheid te geven. Echter, verdachte heeft ervoor gekozen om zich gedurende de gehele procedure op zijn zwijgrecht beroepen, in elk geval waar het zijn contacten met het echtpaar Anschlag betreft.
Gelet op het vorenstaande, in combinatie met het hiervoor besproken consistente feitencomplex dat uit de bewijsmiddelen volgt, acht de rechtbank het scenario dat een ander dan verdachte de tenlastegelegde feiten zou hebben gepleegd, niet aannemelijk geworden.
4. De beoordeling van de tenlastelegging ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is een pistool van het merk Star, model BM, kaliber 9 mm, serienummer 1523986, aangetroffen en in beslag genomen.103 Door een bij de politie Haaglanden werkzame materiedeskundige wapens, munitie en explosieven is vastgesteld dat het pistool een vuurwapen is van categorie III.104 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het in zijn woning aangetroffen vuurwapen zijn eigendom is.105
De officier van justitie heeft gevorderd dat dit feit bewezen kan worden verklaard en de verdediging heeft ten aanzien van dit feit een bewezenverklaring bepleit.
Nu dit feit niet ter terechtzitting is betwist door de verdediging, volstaat de rechtbank zonder nadere bewijsoverwegingen met een opsomming van de bewijsmiddelen zoals die hiervoor in de voetnoten zijn vervat.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan.
5. De bewezenverklaring
De rechtbank zal de inhoud van de tenlastelegging bewezen verklaren - zoals hieronder vermeld - zulks met inachtneming van het volgende.
Gelet op het onder 3 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit - zijnde de in artikel 363, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedraging - ,
heeft de opsteller van de tenlastelegging onmiskenbaar de bedoeling gehad om bij het
onder 3, tweede cumulatief/alternatief tenlaste gelegde feit de in artikel 363, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedraging ten laste te leggen.
In de tenlastelegging ontbreekt evenwel het voor de strafbaarheid vereiste bestanddeel in die bepaling, te weten in zijn huidige of vroegere bediening.
De rechtbank herstelt deze kennelijke omissie in de bewezenverklaring, nu blijkens het verhandelde ter terechtzitting de verdachte daardoor niet in zijn verdediging is geschaad.
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 17 juli 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland,
telkens inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en zijn bondgenoten werd geboden en/of voorwerpen waaraan zodanige inlichtingen konden worden ontleend, te weten:
A. (primair, eerste cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 1 maart 2010, kenmerk: DVB/VD-48/10, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 36, blz. 6265-6270)
en
B. (primair, tweede cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 3 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0061, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 38, blz. 6278-6279)
en
C. (primair, derde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 10 maart 2010, kenmerk: BRN/10/0068, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 43, blz. 6292)
en
D. (primair, vierde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 24 juni 2010, kenmerk: BRN/10/0192, forum: NAVO, thema: Veiligheid (nummer 84, blz. 2812-2813)
en
E. (primair, vijfde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 7 juni 2011, kenmerk: BRN/11/0192, forum: NAVO, thema: NAR (1202281630.RHV-1, blz. 6608-6609)
en
F. (primair, zesde cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0255, forum: NAVO, thema: Vredesoperaties, (1202211600.RHV-2, blz. 6547-6549)
en
G. (primair, zevende cumulatief/alternatief)
een bericht uit het berichtenverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, verzonden op 14 juli 2011, kenmerk: BRN/11/0256, forum: NAVO - NAC, thema: Veiligheid (1202211600.RHV-4, blz. 6552-6554)
zonder daartoe gerechtigd te zijn,
opzettelijk heeft verstrekt aan en/of ter beschikking heeft gesteld van een buitenlandse mogendheid, te weten de Russische Federatie,
terwijl hij, verdachte, wist dat het zodanige inlichtingen en/of gegevens en/of voorwerpen betrof,
terwijl hij, verdachte, heeft gehandeld in opdracht van een buitenlandse mogendheid.
2. primair
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf van het verstrekken van een staatsgeheim aan een buitenlandse mogendheid, zoals omschreven in artikel 98a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
informatiedragers (usb-sticks en een laptop) en een scanner die bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.
3.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland, als ambtenaar, te weten als Adviseur Kwaliteitsontwikkeling Visumproces bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
een gift en/of belofte heeft aangenomen
wetende dat deze hem werd gedaan en/of verleend werd, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen,
immers heeft hij, verdachte,
telkens geldbedragen in ontvangst genomen en meerdere departementaal vertrouwelijke berichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en gerubriceerde documenten van de NAVO en EU en andersoortige vertrouwelijke informatie, aan medewerkers van de Russische inlichtingendienst (SVR) verstrekt.
en
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland, als ambtenaar, te weten als Adviseur Kwaliteitsontwikkeling Visumproces bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
een gift en/of belofte heeft aangenomen
wetende dat deze hem, verdachte, werd gedaan en/of verleend werd, ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige bediening, is gedaan,
immers heeft hij, verdachte,
telkens geldbedragen in ontvangst genomen en meerdere departementaal vertrouwelijke berichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en gerubriceerde documenten van de NAVO en EU en andersoortige vertrouwelijke informatie, aan medewerkers van de Russische inlichtingendienst (SVR) verstrekt.
4. primair
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 24 maart 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader telkens geldbedragen tot een totaalbedrag van 72.200,- euro,
- verworven en overgedragen en voorhanden gehad,
terwijl hij telkens wist, dat die geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
5.
op 24 maart 2012 te Den Haag een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Star, model: BM, kaliber: 9 mm, serienummer:1523986) voorhanden heeft gehad.
6. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
8. De strafoplegging
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de schadelijke gevolgen die de onderhavige strafzaak voor de verdachte en zijn gezin hebben gehad.
Daartoe is - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het gezin van de verdachte gedurende de periode waarin alle beperkingen golden vanwege de berichtgeving door het OM in de media met vragen werd bestookt, terwijl het gezin geen idee had wat er aan de hand was. Door de vragen van de omgeving en de media zag de echtgenote van verdachte zich genoodzaakt halsoverkop haar woning te verlaten en is zij haar baan kwijtgeraakt.
De jongste zoon van verdachte moest halverwege het schooljaar van school wisselen en is van de sportvereniging weggepest. Bovendien wordt zijn ontwikkeling door de voorlopige detentie van verdachte ernstig geschaad door de vele vragen waarmee hij op zijn jonge leeftijd wordt geconfronteerd, waarvoor hij ook psychische hulp heeft gezocht. Verdachte is uiteraard ook zijn baan kwijtgeraakt door de zaak.
Verdachte en zijn gezin zijn aldus al zwaar gestraft door hetgeen de afgelopen twaalf maanden is gebeurd.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte jarenlang structureel en in opdracht van de Russische buitenlandse inlichtingendienst SVR vertrouwelijke documenten van het Ministerie van Buitenlandse zaken via twee in Duitsland woonachtige agenten heeft doorgespeeld aan de Russische Federatie. Het gaat hierbij om honderden documenten waarvan is gebleken dat die vooral betrekking hebben op politieke en militaire aangelegenheden rond de NAVO en de EU, met name in relatie tot Rusland. Ook voor Rusland belangrijke informatie over andere regio's en informatie over het Nederlandse biometrisch paspoort maakten deel uit van de geleverde documenten.
Onder de documenten bevonden zich, naar de rechtbank heeft vastgesteld, staatsgeheime documenten waardoor de belangen van de Staat en zijn bondgenoten in gevaar zijn gebracht. Het gaat daarbij over voorstellen voor hervorming van de inlichtingenstructuur van de NAVO en informatie over de crisissituatie in Libië en de rol van de NAVO in een post-Khaddafi fase. Laatstgenoemde informatie werd al na enkele dagen door verdachte aan de SVR doorgespeeld. Ook verwijst de rechtbank in dit verband naar geleverde documenten met informatie over de EU waarnemingsmissie in Georgië over de veiligheidssituatie langs de grenzen met Abchazië en Zuid-Ossetië (met potentieel gevaar voor EU waarnemers) alsmede informatie over de vredesmissies in Kosovo en Afghanistan.
De schade voor de EU en de NAVO door het handelen van verdachte moet als substantieel worden beoordeeld.
Bovendien heeft verdachte - naar ter zitting is gebleken uit het berichtenverkeer tussen het echtpaar Anschlag en de SVR - zelfs niet geschroomd om vertrouwelijke en vaak zeer persoonlijke informatie over zeven collega's aan de SVR door te spelen, waarmee deze collega's in een voor de SVR chantabele positie zijn gebracht.
Dit alles wordt verdachte zeer zwaar aangerekend.
Aan de ernst van een en ander draagt bij dat verdachte al sinds 1978 als ambtenaar op het Ministerie van Buitenlandse Zaken in verschillende functies en op verschillende diplomatieke posten in het buitenland werkzaam is geweest, onder meer als hoofd bedrijfsvoering op het Nederlandse consulaat in Hong Kong en als plaatsvervangend hoofd bedrijfsvoering op de Nederlandse ambassade in Jakarta en laatstelijk als adviseur kwaliteitsontwikkeling van het visumproces op het ministerie zelf. Hij bekleedde daarmee steeds een functie waarvan het omgaan met vertrouwelijke informatie een essentieel onderdeel was en waarop zijn werkgever - de Staat - mocht vertrouwen.
Verdachte moet zich door zijn positie en achtergrond terdege bewust zijn geweest van de gevoeligheid van de door hem doorgespeelde informatie, waaronder dus ook staatsgeheime informatie. Door zijn handelen heeft hij de veiligheidsbelangen van de Staat en zijn bondgenoten onmiskenbaar geschaad. Ook het vertrouwen van zijn (oud-)collega's heeft hij in ernstige mate geschonden.
Daarbij heeft verdachte, naar niet anders is gebleken, puur uit winstbejag gehandeld, om zijn schulden af te betalen en zich een zekere levensstijl te kunnen permitteren.
De hoogte van de bedragen die hem in een loondienst- en witwasconstructie contant werden uitbetaald - alleen al in de periode januari 2009 - augustus 2011 een bedrag van minstens 72.200 euro - wijst daarbij op een waardevolle positie die verdachte bekleedde als informant voor de SVR.
De SVR ging zelfs zover dat zij - naast de maandelijkse betalingen - verdachte uit zijn schuldenpositie probeerde te helpen, om zo van zijn diensten gebruik te kunnen blijven maken. Dit blijkt ook uit onderschepte lovende reacties van de SVR op de door verdachte geleverde informatie.
Verdachte behoort daarmee tot een (kleine) groep van spionnen die door middel van langdurige operationele activiteiten het belang van de Nederlandse staat en dat van zijn bondgenoten ontwrichten en ondermijnen. Door zijn proceshouding - verdachte heeft zich gedurende het gehele onderzoek proces ter zitting op zijn zwijgrecht beroepen - heeft hij niet alleen geen enkele ander inzicht in zijn mogelijke motieven gegeven, maar ook de indruk gewekt alleen zijn eigen belang centraal te stellen.
Bij de bepaling van de strafduur heeft de rechtbank onder meer gelet op de wettelijke strafmaxima van de bewezenverklaarde feiten. Op het primair bewezenverklaarde feit staat een levenslange gevangenisstraf, op de overige bewezenverklaarde feiten staan maximale gevangenisstraffen van vier tot zes jaar. Bij gebreke van relevante jurisprudentie ten aanzien van de strafmaat in dit soort uitzonderlijke zaken, waar het spionage voor een buitenlandse mogendheid betreft, betrekt de rechtbank strafmaatjurisprudentie ten aanzien van andere strafbare feiten met eenzelfde strafmaximum. Ook generale preventie behoort bij dit type delicten een belangrijk strafdoel te zijn en mede maatgevend te zijn voor de hoogte van de straf. De hoogte van de straf moet anderen er immers van weerhouden om tot feiten als de onderhavige over te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak voor de bewezenverklaarde feiten als uitgangspunt dient te gelden dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaar passend en geboden is, waarbij de hiervoor genoemde omstandigheden nopen daar bovenuit te gaan, zij het niet in de mate als door de officier van justitie is gevorderd.
Ten gunste van verdachte is door de verdediging aangevoerd dat verdachte, naast dat hij zijn baan is kwijtgeraakt, veel negatieve media-aandacht heeft gehad en dat met name zijn gezin erg onder deze strafzaak heeft geleden. Dit moge zo zijn, maar verdachte heeft deze gevolgen van zijn handelen over zichzelf afgeroepen en ook de media-aandacht bij een zaak als de onderhavige behoort tot de te verwachten gevolgen daarvan.
De leeftijd van verdachte is de enige verzachtende omstandigheid die naar het oordeel van de rechtbank tot enige matiging van de op te leggen straf leidt.
Een en ander tegen elkaar afgewogen, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
9. De inbeslaggenomen goederen
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen onder 3 tot en met 7 genummerde goederen, zijnde vijf namaakmerkhorloges met de aanduiding respectievelijk Omega, Graham, Breitling, Bvlgari en Corum, worden onttrokken aan het verkeer.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van vier in de woning van verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen horloges (de op de beslaglijst onder 3 tot en met 6 genummerde goederen) betoogd dat verdachte deze horloges voor eigen gebruik voorhanden had en dat het voorhanden hebben voor eigen gebruik een strafuitsluitingsgrond oplevert op grond van artikel 337, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Ook het beleid van het openbaar ministerie is daarmee in overeenstemming, aangezien de Aanwijzing intellectuele eigendomsfraude ook op die bepaling van toepassing is verklaard. Dit betekent volgens de raadsman dat nu er met betrekking tot de horloges geen sprake is van een strafbaar feit, de horloges niet kunnen worden onttrokken aan het verkeer, maar moeten worden teruggeven aan de verdachte.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op de beslaglijst onder 3 tot en met 7 genummerde goederen het volgende.
De inbeslaggenomen goederen betreffen allen namaakmerkhorloges, waarvan er één bij de insluitingsfouillering van verdachte in beslag is genomen en de overige vier tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte in beslag zijn genomen. De rechtbank is van oordeel dat de horloges op de voet van het bepaalde in artikel 36c Sr niet vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat de horloges op generleiwijze in verband kunnen worden gebracht met de ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de horloges evenmin op de voet van het bepaalde in artikel 36d Sr vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Weliswaar zijn deze aan verdachte toebehorende horloges bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten aangetroffen, maar niet is komen vast te staan dat zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan zoals volgens artikel 36d Sr is vereist.
Nu een wettelijke grondslag voor onttrekking aan het verkeer ontbreekt, zal de rechtbank gelasten dat de horloges aan verdachte worden teruggegeven. Bij deze stand van zaken komt de rechtbank niet meer toe aan een verdere bespreking van het verweer van de verdediging.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 46, 47, 57, 98a, 363 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende cumulatief/alternatief tenlastegelegde en het onder 2 primair, 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende cumulatief/alternatief:
- een inlichting of gegevens als bedoeld in artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht, zonder daartoe gerechtigd te zijn, opzettelijk verstrekken aan of ter beschikking stellen van een buitenlandse mogendheid, terwijl hij weet dat het een zodanige inlichting of zodanige gegevens betreft en terwijl de schuldige heeft gehandeld in opdracht van een buitenlandse mogendheid, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair:
- voorbereiding van het verstrekken van een staatsgeheim aan een buitenlandse mogendheid, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3, eerste cumulatief/alternatief:
- als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of verleend wordt teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3, tweede cumulatief/alternatief:
- als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan of verleend wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn plicht in zijn huidige bediening is gedaan, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4 primair:
- medeplegen van:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 5:
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 horloge, OMEGA, Namaak;
- 1 horloge, GRAHAM, Namaak;
- 1 horloge, BREITLING, Namaak;
- 1 horloge, BVLGARI, Namaak;
- 1 horloge, CORUM, Namaak.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mrs M.M. Meijers en M.L. Harmsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van een zaaksdossier, zijnde een bundel ambtsedige processen-verbaal met bijlagen, behorende bij het onderzoek "Tonga" van de Rijksrecherche, proces-verbaalnummer 20120019, waarvan het dossier bestaat uit een Algemeen dossier (hierna: AD), Persoonsdossier Raymond P. (hierna: PD P.), Persoonsdossier [X], Zaaksdossier 1, Map 1 tot en met 15, Zaaksdossiers 2, 3, en 4, doorgenummerd pagina 1 tot en met 8706 of betreft dit de dossierpagina's van het eerste Aanvullend proces-verbaal (hierna: Proces-verbaal-A), proces-verbaalnummer 20120019-A, doorgenummerd pagina 1 tot en met 466 dan wel de dossierpagina's van het tweede Aanvullend proces-verbaal (hierna: Proces-verbaal-B), proces-verbaalnummer 20120019-B, doorgenummerd pagina 1 tot en met 496.
2 Geschrift, zijnde de Nederlandse vertaling van een rechtshulpverzoek afkomstig van Procureur-
Generaal bij het Federale gerechtshof (Der Generalbundesanwalt beim Bundesgerichtshof) te Karlsruhe d.d. 7 februari 2012, Map 12, pagina 6530 - 6532.
3 Een geschrift, zijnde een in de Duitse taal gestelde brief van de Generalbundesanwalt beim Bundesgerichtshof te Karlsruhe (Duitsland) aan de officier van justitie in Den Haag van 10 mei 2012, map 14, pagina 7414-7415 en (in Nederlandse vertaling) pagina 7415-7416.
4 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1727 e.v.
5 Een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de AIVD van 29 maart 2012, map 14, p. 7825-7828.
6 Een geschrift, zijnde een expertiserapport van prof. dr. B.G.J. de Graaff in de zaak Tonga van 2 oktober 2012, map 15, pagina 7967-8079.
7 Geschrift, zijnde de Nederlandse vertaling van een rechtshulpverzoek afkomstig van Procureur-Generaal bij het Federale gerechtshof (Der Generalbundesanwalt beim Bundesgerichtshof) te Karlsruhe d.d. 7 februari 2012, Map 12, pagina 6530 - 6532.
8 Proces-verbaal van overzicht onderzoek met betrekking tot zaaksdossier 1, Map 1, pagina 515-517.
9 Geschrift, zijnde de Nederlandse vertaling van een rechtshulpverzoek afkomstig van Procureur-Generaal bij het Federale gerechtshof (Der Generalbundesanwalt beim Bundesgerichtshof) te Karlsruhe d.d. 22 maart, Map 12, pagina 6815.
10 Zie het hiervoor vermelde Duitse rechtshulpverzoek d.d. 7 februari 2012, Map 12, pagina 6536-6537.
11 Geschrift, zijnde een brief van mr. R.E.I. Steen, landelijk officier van justitie terrorismebestrijding aan mr. D. van der Bel, rechercheofficier van justitie te Den Haag, d.d. 29 februari 2012, Map 14, pagina 7840.
12 Geschrift, zijnde een ambtsbericht van R.A.C. Bertholee, Hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst d.d. 15 februari 2012, Map 14, pagina 7650.
13 Proces-verbaal van aanhouding, Persoonsdossier Raymond P., pagina 188.
14 Proces-verbaal beschrijving documenten B.07.01.008, Map 5, pagina 2561, zie ook de bij dit proces-verbaal behorende bijlage "Beschrijving aangetroffen documenten Trezoriersdreef 99, 2542 KP Den Haag, Map 5, pagina 2562-2576.
15 Proces-verbaal van bevindingen, Map 2, pagina 1255.
16 Proces-verbaal van bevindingen, Proces-verbaal-B, pagina 496.
17 Proces-verbaal van bevindingen, Map 2, pagina 1280.
18 Proces-verbaal van bevindingen, Map 3, pagina 1714-1715.
19 Geschrift, zijnde tekstfragment 1124, Map 3, pagina 1782.
20 Geschrift, zijnde tekstfragment 1122, Map 3, pagina 1787.
21 Geschrift, zijde tekstfragment 1123, Map 3, pagina 1783.
22 Geschrift, zijnde tekstfragment 1120, Map 3, pagina 1770.
23 Geschrift, zijnde tekstfragment 1122, Map 3, pagina 1788.
24 Geschrift, zijnde tekstfragment 1120, Map 3, pagina 1769-1770.
25 Geschrift, zijnde tekstfragment 1135, Map 3, pagina 1787 en 1840.
26 Proces-verbaal van verhoor getuige [Y], Map 14, pagina 7523 en geschrift, zijnde een memo van H. Akerboom van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan verdachte d.d. 29 april 2010, Map 14, pagina 7697.
27 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], Map 14, pagina 7493-7494.
28 Proces-verbaal van verhoor getuige [collega A], Map 14, pagina 7518-7519.
29 Proces-verbaal van verhoor getuige [Y], pagina 7525.
30 Geschrift, zijnde tekstfragment 36, Map 14, pagina 7790.
31 Proces-verbaal van bevindingen, Proces-verbaal-A, pagina 37.
32 Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, Proces-verbaal-B, pagina 468.
33 Geschrift, zijnde tekstfragment 1121, Map 3, pagina 1778.
34 Proces-verbaal van verhoor verdachte, Persoonsdossier Raymond P., pagina 212.
35 Geschrift, zijnde een Nederlandse vertaling van een in de Duitse taal gestelde brief aan de Duitse Federale Recherche van hoofdcommissaris Perner d.d. 15 maart 2012 met als aanhef "Aantekening", Map 13, pagina 6885-6886 en Proces-verbaal van bevindingen, Map 11, pagina 5861-5862.
36 Proces-verbaal Kasstortingen rekening 62.08.26.606, Map 1, pagina 627.
37 Geschrift, zijnde een 'Overzicht stortingen (van kas naar bank)', Map 1, pagina 629.
38 Geschrift, zijnde tekstfragment 1120, Map 3, pagina 1770.
39 Geschrift, zijnde een 'Overzicht stortingen (van kas naar bank)', Map 1, pagina 629.
40 Geschrift, zijnde tekstfragment 1119, Map 3, pagina 1771.
41 Geschrift, zijnde een 'Overzicht stortingen (van kas naar bank)', Map 1, pagina 629.
42 Geschrift, zijnde tekstfragment 36, Map 14, pagina 7790.
43 Proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2012 met bijlage, map 11, p. 6094-6098.
44 Proces-verbaal beschrijving documenten B.07.01.008 van 27 maart 2012 met bijlagen, map 5, pagina 2561 en 2567.
45 Geschriften, zijnde documenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, map 11, pagina 6265-6270 (document A), p. 6278-6279 (document B), pagina 6292 (document C) en map 5, pagina 2812-2813 (document D).
46 Een geschrift, zijnde een in de Duitse taal gesteld rechtshulpverzoek van de Generalbundesanwalt beim Bundesgerichtshof te Karlsruhe (Duitsland) aan het Landelijk Parket te Rotterdam van 7 februari 2012, map 12, 6514-6529 en (in Nederlandse vertaling) pagina 6530-6542.
47 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1727 en 1782.
48 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1727 en 1782.
49 Proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2012, map 4, pagina 2438-2441
50 Een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de AIVD van 23 maart 2012, map 14, pagina 7793 en 7794.
51 Proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2012 met bijlage, map 4, pagina 2438-2441 en 2451.
52 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1727 en 1771.
53 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1771.
54 Proces-verbaal kasstortingen van 1 maart 2012, map 1, pagina 627-629 met bijlagen.
55 De rechtbank leest hier 'BW' als 'BR', gelet op de omstandigheid dat de context van het fragment volledig betrekking heeft op 'BR'(verdachte).
56 Geschriften, zijnde documenten opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, map 12, pagina 6608 (document E), pagina 6547 (document F) en pagina 6552 (document G).
57 Proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2012 met bijlage, map 1, pagina 765-770.
58 Proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2012, map 1, pagina 790-794.
59 Proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2012 met bijlagen, map 4, pagina 2552-2559.
60 Proces-verbaal kasstortingen van 1 maart 2012, map 1, pagina 627-629 met bijlagen.
61 Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2012, Map 3, pagina 2010, vierde alinea.
62 Het Vir-bi is gepubliceerd in: Staatscourant 9 maart 2004, nr. 47/ pagina 11, AD, pagina 1329 e.v.
63 Kamerstukken I 1950-51, 1554, nr. 59a, pagina 1
64 Bijdrage in: "Naar eer en geweten", liber amicorum J. Remmelink, 1987, pagina 183-184.
65 Een geschrift, zijnde een expertiserapport van prof. dr. B.G.J. de Graaff in de zaak Tonga van 2 oktober 2012, map 15, pagina 7967-8079.
66 CTIVD nr. 33.
67 Paragraaf 3.4.
68 Kamerstukken II 1997/98, 25 877, nr. 3, pagina 68-69.
69 Kamerstukken II 2008/09, 30 977 en 29 924, nr. 22, pagina 19.
70 Een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de AIVD van 29 maart 2012, map 14, pagina 7825-7828.
71 Een geschrift, zijnde een expertiserapport van prof. dr. B.G.J. de Graaff in de zaak Tonga van 2 oktober 2012, map 15, pagina 8066.
72 Een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de AIVD van 29 maart 2012, map 14, pagina 7826.
73 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, pagina 1784.
74 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1782.
75 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1814.
76 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1771 (tekstfragment 1119).
77 Proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2012 met bijlage, map 4, pagina 2451 (tekstfragment 35).
78 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1772 (tekstfragment 1119).
79 Een geschrift, zijnde een expertiserapport van prof. dr. B.G.J. de Graaff in de zaak Tonga van 2 oktober 2012, map 15, pagina 8066.
80 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1770 (tekstfragment 1120) en pagina 1783 (tekstfragment 1123).
81 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1784-1785 (tekstfragment 1115).
82 Proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2012 met bijlagen, map 4, pagina 2452 (tekstfragment 38).
83 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1789 (tekstfragment 1135).
84 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1771 (tekstfragment 1119).
85 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1782 (tekstfragment 1124).
86 Een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de AIVD van 1 maart 2012, map 14, pagina 7651-7652.
87 Proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2012, Persoonsdossier, pagina 230-231 met bijlagen.
88 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1727 e.v.
89 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, zie bijvoorbeeld pagina 1770 (tekstfragment 1120).
90 Proces-verbaal onderzoek vergelijking USB sticks van 2 oktober 2012, map 12, pagina 6377-6401.
91 Proces-verbaal onderzoek vergelijking USB sticks van 2 oktober 2012, map 12, pagina 6377-6401, almede een proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2012 met bijlagen, map 4, pagina 2552-2559.
92 Proces-verbaal van 19 juli 2012 met bijlagen, map 3, pagina 1783 (tekstfragment 1123).
93 Proces-verbaal van 19 juli 2012, map 3, pagina 1727 met bijlagen.
94 Proces-verbaal kasstortingen van 1 maart 2012, map 1, pagina 627-629 met bijlagen.
95 Een geschrift, zijnde een uitwerking door de Rijksrecherche van een tapgesprek van 27 maart 2012 om 16:58 uur tussen [X] en een NN-vrouw, map 1, pagina 785.
96 Proces-verbaal kasstortingen van 1 maart 2012, map 1, pagina 627-629 met bijlagen.
97 Een geschrift, zijnde een arbeidsovereenkomst tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en verdachte van 15 september 1978, Persoonsdossier, pagina 233.
98 Een geschrift, zijnde een op 11 december 1978 door de Tijdelijk Zaakgelastigde te Dacca (Bangladesh) opgemaakt en door verdachte als beëdigde ondertekend proces-verbaal van beëdiging, Persoonsdossier, pagina 235.
99 Een geschrift, zijnde een door verdachte ondertekende geheimhoudingsverklaring van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 1 november 1978, Persoonsdossier, pagina 234.
100 Proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2012, Persoonsdossier, pagina 236-237 met bijlage.
101 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 16 maart 2012, map 14, pagina 7493-7498.
102 Proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2012 met bijlage, map 1, pagina 765-770.
103 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2012, Zaaksdossier 2, 3 en 4, pagina 8212 en een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen, Zaaksdossier 2, 3 en 4, pagina 8257.
104 Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 26 maart 2012, Zaaksdossier 2, 3 en 4, pagina 8214.
105 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2012, Persoonsdossier Raymond P., pagina 217.