ECLI:NL:CRVB:2014:319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraken inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van eerdere uitspraken met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.S. Fluit, vroeg om herziening van de uitspraken van de Raad van 26 februari 2010 en 1 maart 2013. De Raad had in deze eerdere uitspraken de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigd, die de WAO-uitkering van verzoekster hadden ingetrokken. Verzoekster stelde dat er nieuwe feiten waren, gebaseerd op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin zij was vrijgesproken van het niet voldoen aan haar inlichtingenverplichting.
De Raad overwoog dat herziening op grond van nieuwe feiten alleen mogelijk is als deze feiten vóór de eerdere uitspraak plaatsvonden en niet eerder bekend waren. De Raad concludeerde dat de getuigenverklaringen die in de strafzaak waren gehoord, niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt, omdat deze al eerder in de beoordeling waren betrokken. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraken, maar om te corrigeren op basis van feitelijke onjuistheden.
Uiteindelijk werd het verzoek om herziening afgewezen, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.J.T. van den Corput als voorzitter. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2014.