ECLI:NL:CRVB:2014:2556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandeling laten aanvraag bijstandsverlening en opgelegde maatregel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling heeft gelaten. Appellant had zich op 13 december 2011 gemeld voor bijstand, maar voldeed niet aan de verzoeken van het college om aanvullende gegevens te verstrekken. Het college heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat appellant de gevraagde gegevens niet tijdig had ingeleverd. De rechtbank heeft het bezwaar van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank niet op alle gronden is ingegaan en dat hij niet duidelijk was over welke gegevens hij moest aanleveren. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank de argumenten van appellant adequaat heeft samengevat en dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gelaten. De Raad stelt vast dat appellant niet binnen de gestelde termijn de benodigde gegevens heeft aangeleverd en dat hij niet om verlenging van de termijn heeft gevraagd.
Daarnaast is er een maatregel opgelegd aan appellant omdat hij te snel heeft ingeteerd op zijn vermogen uit een erfenis. Appellant heeft betoogd dat hij verantwoord heeft ingeteerd, maar de Raad oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand te verlagen op basis van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2011 van de gemeente Nijmegen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.