ECLI:NL:CRVB:2014:2356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering te weigeren. Appellante, die sinds 1999 als verpleegkundige heeft gewerkt, meldde zich ziek op 21 januari 2009 en vroeg op 9 april 2010 een WIA-uitkering aan. Het Uwv concludeerde na onderzoek dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep stelde appellante dat het Uwv ten onrechte had aangenomen dat zij in staat was om 40 uur per week te werken, terwijl zij altijd 32 uur had gewerkt. Ook betwistte zij de geschiktheid van de door het Uwv gekozen maatman, aangezien zij zich al ziek had gemeld tijdens haar laatste functie.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen medische gronden waren om aan te nemen dat appellante beperkt was tot maximaal 32 uur arbeid per week. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat de medische rapporten en informatie van de psycholoog geen aanknopingspunten boden voor een andere conclusie. De Raad bevestigde dat de door het Uwv gehanteerde maatman correct was en dat appellante niet overtuigend had aangetoond dat zij ongeschikt was voor de laatst uitgeoefende arbeid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.