ECLI:NL:CRVB:2014:222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de loonsanctie opgelegd aan een werkgever door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de vraag of de loonsanctie, die was opgelegd wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen van de werkgever, terecht niet is bekort. De werkgever had in 2011 een loonsanctie opgelegd gekregen, die was verlengd tot 27 januari 2012, omdat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren. De werkgever verzocht in juli 2011 om bekorting van de loonsanctie, maar het Uwv weigerde dit, omdat het re-integratietraject nog niet was afgerond. De rechtbank Utrecht had eerder het beroep van de werkgever gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de loonsanctie niet te bekorten. De Raad stelde vast dat op het moment van het verzoek om bekorting het re-integratietraject nog niet eens was gestart. De werkgever had geen inzicht gegeven in de inschakeling van het re-integratiebedrijf en de voortgang van het traject. De Raad oordeelde dat de enkele constatering dat het re-integratietraject nog niet was afgerond, onvoldoende was om het verzoek om bekorting af te wijzen. De Raad benadrukte dat de werkgever had moeten aantonen dat de inspanningen voldoende waren geweest, wat niet was gebeurd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de werkgever werd ongegrond verklaard.