Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 974,-;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 466,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van betrokkene met terugwerkende kracht. De Raad oordeelde dat de intrekking van de uitkering, die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, niet gerechtvaardigd was. De zaak kwam voort uit een strafrechtelijk onderzoek naar vermeende fraude door de psychiater van betrokkene, wat leidde tot herbeoordelingen van haar gezondheidstoestand. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene haar klachten had gesimuleerd of dat de voortzetting van haar uitkering het gevolg was van onjuiste informatie van haar. De voorzieningenrechter van de rechtbank had eerder al geoordeeld dat de intrekking van de uitkering in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, en deze conclusie werd door de Centrale Raad bevestigd. De Raad benadrukte dat de medische rapporten van verschillende artsen, waaronder de behandelend psychiater, geen bewijs van simulatie opleverden. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts van het GAK ten onrechte had aangenomen dat betrokkene geen duurzaam benutbare mogelijkheden had, ondanks eerdere bevindingen die dit tegenspraken. De Raad veroordeelde appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 974,- en legde een griffierecht van € 466,- op.