Uitspraak
OVERWEGINGEN
10 januari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV0131), kan ook (de hoogte van) het verbeurd verklaarde bedrag niet van invloed zijn op de hoogte van het in een bestuursrechtelijke procedure terug te vorderen bedrag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 7 januari 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer heeft de bijstand van appellant per 1 september 2011 ingetrokken, nadat de politie Groningen had gemeld dat appellant op 15 september 2011 was aangehouden voor drugshandel en er een aanzienlijk bedrag aan contant geld, ongeveer € 22.000,-, in zijn woning was aangetroffen. Na een onderzoek door het Samenwerkingsverband Sociale Recherche Groningen, waarbij dossieronderzoek en getuigenverklaringen zijn geraadpleegd, heeft het college op 9 mei 2012 besloten de bijstand over de periode van 7 januari 2010 tot en met 31 augustus 2011 te herzien en het teveel betaalde bedrag van € 22.137,21 terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard en het teruggevorderde bedrag verlaagd tot € 21.917,21.
Appellant heeft in hoger beroep de schending van de inlichtingenverplichting betwist, stellende dat het aangetroffen geld slechts tijdelijk in zijn bezit was voor een derde en dat hij geen inkomsten uit drugshandel heeft verkregen. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen informatie te verstrekken over de herkomst van het aangetroffen geld. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of appellant in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. De aangevallen uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.