ECLI:NL:CRVB:2014:1414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.M. Overbeeke
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake ontheffing arbeidsverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant, die sinds 8 februari 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), was ontheven van zijn arbeidsverplichtingen voor de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2017. Dit besluit was genomen op basis van een advies van een bedrijfsarts na een arbeidsmedisch onderzoek. Appellant ging in hoger beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, dat zijn bezwaar tegen de ontheffing ongegrond had verklaard.
Tijdens de zitting op 10 maart 2014 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn bezwaren toegelicht. Hij stelde dat het college geen zorgvuldig onderzoek had verricht en dat zijn recht op privacy was geschonden. Tevens betoogde hij dat de ontheffing van de arbeidsverplichtingen niet voor vijf jaar kon worden verleend, omdat zijn medische situatie periodiek opnieuw beoordeeld moest worden.
De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, aangezien hij in april 2013 naar de gemeente Boxmeer was verhuisd en sindsdien daar bijstand ontving. Hierdoor was het recht op bijstand en de bijbehorende verplichtingen komen te vervallen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het niet mogelijk was om na vernietiging van het bestreden besluit alsnog arbeidsverplichtingen op te leggen. De uitspraak werd gedaan zonder proceskostenveroordeling.