ECLI:NL:CRVB:2014:119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- M.F. Wagner
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Weigering persoonsgebonden budget op basis van WSNP-verklaring ouders
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een persoonsgebonden budget (pgb) aan appellant, die geboren is in augustus 1996. Het Zorgkantoor had op 5 januari 2011 besloten om het pgb te weigeren, omdat op de ouders van appellant de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) van toepassing was verklaard. Dit besluit was gebaseerd op artikel 2.6.4, tweede lid, aanhef en onder f, van de Regeling subsidies AWBZ, waarin is bepaald dat in dergelijke gevallen geen ruimte is voor een belangenafweging. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Zorgkantoor heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 21 oktober 2011. De rechtbank Groningen heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard op 21 februari 2012.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Zorgkantoor ten onrechte het pgb heeft geweigerd, omdat artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een 'kan'-bepaling is en er dus ruimte zou moeten zijn voor een belangenafweging. Het Zorgkantoor heeft echter betoogd dat artikel 4:35 van de Awb aanvullend is en dat de specifieke weigeringsgronden in de RsA voorrang hebben. De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de weigeringsgronden in artikel 4:35 van de Awb aanvullend zijn en dat de RsA specifieke bepalingen bevat die een pgb kunnen weigeren zonder ruimte voor belangenafweging.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het Zorgkantoor de verstrekking van het pgb aan appellant moest weigeren, gezien de WSNP-verklaring van zijn ouders. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 januari 2014.