ECLI:NL:CRVB:2014:1151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Korting op partnertoeslag AOW en indirecte discriminatie op grond van nationaliteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellant, geboren in 1942 en gehuwd met een Thaise echtgenote, had bezwaar gemaakt tegen een korting van 52% op de partnertoeslag AOW die hem was toegekend. De korting was gebaseerd op een periode waarin zijn echtgenote niet verzekerd was, omdat zij geen ingezetene van Nederland was. De appellant stelde dat deze uitsluiting van de verzekering een verboden indirecte discriminatie op grond van nationaliteit vormde.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) in redelijkheid tot het besluit kon komen om de korting op de toeslag toe te passen. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat er geen sprake was van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat de uitsluiting van niet-ingezetenen een objectieve rechtvaardiging heeft, aangezien de AOW is bedoeld voor personen met een voldoende band met Nederland.
De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de door de appellant aangevoerde argumenten niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De Raad stelde vast dat de korting op de toeslag niet met terugwerkende kracht was vastgesteld en dat de wet niet de innerlijke waarde of billijkheid kan beoordelen. De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.