ECLI:NL:CRVB:2013:CA0944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inburgeringsvoorziening en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, wiens woonplaats onbekend is, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage, waarin hem werd medegedeeld dat hij een eigen bijdrage van € 270,-- verschuldigd was voor een inburgeringsvoorziening. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 10 april 2013 is de gemachtigde van het college verschenen, terwijl de appellant niet aanwezig was. Het college heeft ter zitting de eerder genomen besluiten van 6 september 2010 en 8 oktober 2010 ingetrokken en afstand gedaan van de rechten die voortvloeien uit de aangevallen uitspraak. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor de appellant, aangezien hij de eigen bijdrage van € 270,-- niet meer verschuldigd was.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener. Aangezien de appellant geen procesbelang meer had, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en M.F. Wagner als leden, in aanwezigheid van griffier J.T.P. Pot. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.