ECLI:NL:CRVB:2013:CA0944

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-4308 INBURG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inburgeringsvoorziening en procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, wiens woonplaats onbekend is, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage, waarin hem werd medegedeeld dat hij een eigen bijdrage van € 270,-- verschuldigd was voor een inburgeringsvoorziening. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 10 april 2013 is de gemachtigde van het college verschenen, terwijl de appellant niet aanwezig was. Het college heeft ter zitting de eerder genomen besluiten van 6 september 2010 en 8 oktober 2010 ingetrokken en afstand gedaan van de rechten die voortvloeien uit de aangevallen uitspraak. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor de appellant, aangezien hij de eigen bijdrage van € 270,-- niet meer verschuldigd was.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener. Aangezien de appellant geen procesbelang meer had, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en M.F. Wagner als leden, in aanwezigheid van griffier J.T.P. Pot. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

11/4308 INBURG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juni 2011, 11/107 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant], woonplaats onbekend (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage (college)
Datum uitspraak: 22 mei 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. E. Kronemeijer hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Bogaards.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 6 september 2010, gehandhaafd bij besluit van 8 oktober 2010, heeft het college appellant bericht dat hij een eigen bijdrage van € 270,-- is verschuldigd in verband met de vastgestelde inburgeringsvoorziening. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard.
2. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van het college de besluiten van 6 september 2010 en 8 oktober 2010 ingetrokken en afstand gedaan van de rechten die voortvloeien uit de aangevallen uitspraak.
3. In vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 1 juni 2010, LJN BM7208) is neergelegd dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4. Nu appellant inmiddels de eigen bijdrage van € 270,-- niet meer verschuldigd is, heeft hij geen procesbelang meer in de hiervoor omschreven zin. Dit betekent dat het hoger beroep vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) J.T.P. Pot
QH