ECLI:NL:CRVB:2013:1961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake procesbelang bij bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Kuijper, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage, dat op 17 februari 2011 een gedeeltelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen had verleend aan de echtgenote van de appellant. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 27 augustus 2013 heeft mr. Kuijper verklaard dat de appellant geen procesbelang meer had bij het hoger beroep. De Raad heeft vervolgens ambtshalve beoordeeld of er nog sprake was van voldoende procesbelang. Volgens vaste rechtspraak is er alleen sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen procesbelang meer is. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het college zich niet heeft laten vertegenwoordigen tijdens de zitting. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.