ECLI:NL:CRVB:2013:1961

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
11-7430 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake procesbelang bij bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Kuijper, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage, dat op 17 februari 2011 een gedeeltelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen had verleend aan de echtgenote van de appellant. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 27 augustus 2013 heeft mr. Kuijper verklaard dat de appellant geen procesbelang meer had bij het hoger beroep. De Raad heeft vervolgens ambtshalve beoordeeld of er nog sprake was van voldoende procesbelang. Volgens vaste rechtspraak is er alleen sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen procesbelang meer is. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het college zich niet heeft laten vertegenwoordigen tijdens de zitting. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/7430 WWB
Datum uitspraak: 8 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 november 2011, 11/6104 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Kuijper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2013. Voor appellant is verschenen mr. Kuijper. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is gehuwd met D. [naam echtgenote] ([naam echtgenote]). Zij ontvangen sinds 18 januari 1995 bijstand naar de norm voor gehuwden, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 17 februari 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 juni 2011 (bestreden besluit), heeft het college [naam echtgenote] tot en met 15 februari 2012 gedeeltelijk ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9 eerste lid, van de WWB.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich gemotiveerd gekeerd tegen de aangevallen uitspraak.
4.
De Raad komt - ambtshalve - tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (CRvB 1 juni 2010, LJN BM7208) is slechts sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4.2.
Ter zitting heeft mr. Kuijper, desgevraagd, verklaard dat appellant geen procesbelang meer heeft bij het door hem ingestelde hoger beroep.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en P.W. van Straalen en
F. Hoogendijk als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2013.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) M.R. Schuurman

HD