ECLI:NL:CRVB:2015:3543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep inzake faillissementsuitkering en dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die een tweejarige beroepsopleiding volgde, had een overeenkomst gesloten met een failliet verklaarde BV voor een functie als boekhoudkundig medewerker. Na het faillissement verzocht hij het Uwv om een faillissementsuitkering, welke werd ontzegd omdat er volgens het Uwv geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De rechtbank bevestigde deze ontzegging en verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, omdat hij geen procesbelang had. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat hij geen vorderingen had op de failliete BV en dat er geen feitelijk belang was bij het beroep. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was en bevestigde de eerdere uitspraak. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.