In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van een Ziektewet (ZW) uitkering en de oplegging van een boete aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had zich op 3 juni 2009 ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv herzag deze uitkering op 6 september 2011, omdat appellant inkomsten uit arbeid had. Tevens legde het Uwv een boete op van € 170,- wegens schending van de inlichtingenplicht. Appellant ging in hoger beroep, uitsluitend tegen de boete.
De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet tijdig melding te maken van zijn werkzaamheden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad kwam tot de conclusie dat de opgelegde boete niet in verhouding stond tot de ernst van de overtreding. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en legde een lagere boete op van € 140,-. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van relevante informatie aan het Uwv en de mogelijkheid voor het Uwv om boetes op te leggen bij schending van de inlichtingenplicht. De Raad heeft de boete vastgesteld op basis van de regels in het Boetebesluit socialezekerheidswetten, waarbij de boete naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 10,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.