ECLI:NL:CRVB:2013:1853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- M. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van nieuw gebleken feiten in het kader van de Ziektewet na beëindiging van uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een Ziektewetuitkering aan betrokkene, die als beveiligingsmedewerker werkzaam was. De uitkering was op 11 april 2007 toegekend, maar werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) beëindigd per 26 september 2008, omdat betrokkene in staat werd geacht zijn eigen werk weer te verrichten. Betrokkene verzocht op 4 juli 2011 om herziening van dit besluit, onder verwijzing naar nieuwe feiten, waaronder een rapport van psychiater J. Groenendijk van 7 april 2011. Appellant wees dit verzoek af, stellende dat er geen nieuwe gezichtspunten waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien.
De rechtbank Haarlem oordeelde dat betrokkene nieuw gebleken feiten had aangedragen die de eerdere besluiten in een ander licht konden plaatsen. De rechtbank vond dat appellant onvoldoende had gereageerd op de nieuwe informatie en dat de eerdere besluiten niet in stand konden blijven. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In hoger beroep betoogde appellant dat de conclusies van Groenendijk geen nieuwe feiten opleverden, maar slechts een andere inschatting van de al bekende feiten. Betrokkene daarentegen stelde dat de diagnose van Groenendijk nieuwe informatie bevatte die niet was meegenomen in de eerdere besluiten. De Raad overwoog dat het rapport van Groenendijk geen nieuwe medische gegevens bevatte die ten tijde van het besluit van 18 september 2008 niet bekend waren en dat appellant in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond.