ECLI:NL:CRVB:2015:3366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van nieuw gebleken feiten in het bestuursrecht bij verzoek om herziening van een besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die eerder ziek was gemeld met rugklachten, had een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een besluit dat haar ziekengeld per 7 mei 2013 beëindigde. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, omdat volgens hen geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangedragen die aanleiding gaven om het oorspronkelijke besluit te herzien. Appellante was van mening dat er wel sprake was van nieuwe feiten, met name een diagnose van een hernia door haar neuroloog, die na de eerdere beslissing was vastgesteld.
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat voor een herziening van een besluit op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren moeten worden gebracht. De Raad oordeelde dat de brief van de neuroloog van 8 augustus 2013, hoewel deze geen nieuw feit op zich was, wel nieuwe medische informatie bevatte die relevant was voor de beoordeling van de belastbaarheid van appellante. Echter, de Raad concludeerde dat het Uwv op basis van deze informatie geen aanleiding had hoeven zien om het eerdere besluit te herzien, omdat de vastgestelde belastbaarheid per 7 mei 2013 niet was veranderd.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die appellante naar voren had gebracht, niet relevant waren voor de datum in geding, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van daadwerkelijk nieuwe feiten of omstandigheden bij verzoeken om herziening van bestuursbesluiten.