ECLI:NL:CRVB:2013:1382
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buitenlandbijdrage 2006 en meeverzekerde kinderen in Portugal
In deze zaak gaat het om de vraag of de kinderen van appellant, die in Portugal wonen en studeren, als meeverzekerde gezinsleden kunnen worden aangemerkt voor de buitenlandbijdrage over het jaar 2006. Appellant ontvangt een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige jaarafrekening van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) die hem een bijdrage oplegde voor zijn kinderen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de kinderen in 2006 nog als meeverzekerde gezinsleden moeten worden aangemerkt, op basis van de E 121-verklaringen die door het Portugese bevoegde orgaan zijn afgegeven. De Raad oordeelt dat er onvoldoende aanleiding is om te twijfelen aan de geldigheid van deze verklaringen, ondanks de stelling van appellant dat zijn kinderen recht hebben op zorg in Portugal. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant terecht bijdrageplichtig is voor zijn kinderen in dat jaar. De uitspraak is gedaan op 9 augustus 2013.