ECLI:NL:CRVB:2014:3461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van Nederland voor zorgkosten in het woonland van appellant en inhouding buitenlandbijdrage op pensioen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2014, staat de verantwoordelijkheid van Nederland voor de zorgkosten van een appellant die in Finland woont centraal. De appellant, geboren in 1935, heeft een lange geschiedenis van werken en wonen in Nederland, België en Duitsland, maar is sinds 2005 definitief verhuisd naar Finland. Hij ontvangt een AOW-pensioen uit Nederland, evenals pensioenen uit België en Duitsland. De zaak betreft de inhouding van een buitenlandbijdrage op zijn AOW-pensioen, die door het Zorginstituut Nederland wordt uitgevoerd. Deze inhouding is gebaseerd op Europese regelgeving, specifiek artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in combinatie met artikel 33 van Verordening (EEG) nr. 1408/71, en vanaf 1 mei 2010 met artikel 30 van Verordening (EG) nr. 883/2004.
De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding van deze bijdrage, met de stelling dat de wetgeving van zijn woonland, Finland, op hem van toepassing is en dat dit in de weg staat aan de toepassing van de Nederlandse wetgeving. De Raad heeft echter geoordeeld dat de artikelen 28 en 28bis van Vo 1408/71 van toepassing zijn, wat betekent dat Nederland verantwoordelijk is voor de zorgkosten in Finland. De Raad heeft ook vastgesteld dat de appellant zich moet inschrijven bij het orgaan van zijn woonplaats in Finland om in aanmerking te komen voor zorgverlening.
De uitspraak bevestigt dat Nederland als pensioenland verantwoordelijk is voor de zorgkosten van de appellant in Finland en dat de inhouding van de buitenlandbijdrage op zijn pensioen rechtmatig is. De Raad heeft ook een schikking goedgekeurd voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase, maar heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam is bevestigd, en het hoger beroep van de appellant is afgewezen.