ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3309 AW + 11/3310 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiewaardering en indeling in functie Beleidsadviseur A

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de functiewaardering en indeling van twee appellanten, werkzaam als Senior beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening. De appellanten waren in hoger beroep gegaan tegen eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die hun beroepen gegrond had verklaard maar de rechtsgevolgen in stand had gelaten. De Raad oordeelde dat de functiewaardering van de functie Beleidsadviseur A, zoals vastgelegd in het functieboek, op voldoende gronden berustte. De Raad benadrukte dat de rechter de afweging van belangen door de materiële wetgever in beginsel moet respecteren, tenzij er sprake is van ernstige feilen in de totstandkoming van het voorschrift. De appellanten voerden aan dat hun werkzaamheden meer overeenkwamen met die van de functie Projectleider A, maar de Raad oordeelde dat de indeling in de functie Beleidsadviseur A gerechtvaardigd was. De Raad concludeerde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat de werkzaamheden van de appellanten niet gelijk waren aan die van een collega die wel in de functie Projectleider A was ingedeeld. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

11/3309 AW, 11/3310 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 april 2011, 10/4076 (aangevallen uitspraak 1) en 10/4077 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[Appellant 1] te [woonplaats] (appellant 1)
[Appellant 2] te [woonplaats] (appellant 2)
het college van burgemeester en wethouders van [naam college] (college)
Datum uitspraak 13 december 2012.
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
Op verzoek van de Raad heeft het college nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd plaatsgevonden op 8 november 2012. Appellanten zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. de Visser, advocaat, en drs. P.M.M.H. Hurkmans.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant 1 was werkzaam als Senior beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening/Coördinator Bouw. Appellant 2 was werkzaam als Senior beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening. Beiden waren geplaatst op de afdeling Ruimtelijke ontwikkeling van de sector Grondgebied. Voor beiden gold dezelfde functiebeschrijving van Senior beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening met een salarisschaal 10A.
1.2. Met toepassing van de nieuwe Regeling functiebeschrijven en -waarderen 2009 heeft het college in 2010 een functieboek vastgesteld met 7 functiefamilies, die elk een aantal nader aangeduide, beschreven en gewaardeerde generieke functies omvatten. In deze gedingen zijn van belang de generieke functie Beleidsadviseur A, behorend tot de functiefamilie Beleid en Advies en de generieke functie Projectleider A, behorend tot de functiefamilie Projecten. De waardering van de functie Beleidsadviseur A is hierin bepaald op schaal 10A en de waardering van de functie van Projectleider A op schaal 11.
1.3. Bij gelijkluidende besluiten van 12 mei 2010 heeft het college appellanten meegedeeld, dat hun functies per 1 juni 2010 in het nieuwe functieboek worden ingedeeld in de functiefamilie Beleid en advies met de generieke functie Beleidsadviseur A (schaal 10A). Bij gelijkluidende besluiten van 23 november 2010 zijn de tegen de besluiten van 12 mei 2010 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van elk van de appellanten gegrond verklaard, de besluiten van 23 november 2010 vernietigd en de rechtsgevolgen van die besluiten in stand gelaten.
3. De hoger beroepen van appellanten zijn erop gericht om de waardering van de functie Beleidsadviseur A op een hogere schaal te laten vaststellen dan 10A dan wel om hen onder te brengen in de generieke functie Projectleider A. Dit betekent dat de hoger beroepen beperkt zijn tot de instandlating van de rechtsgevolgen door de rechtbank.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De functiewaardering
4.1. Appellanten achten het onjuist dat de rechtbank over de waardering van de functie Beleidsadviseur A geen enkele motivering heeft gegeven. Zij hebben herhaald dat met name op de aspecten afbreukrisico en aanvullende vorming de scores bij de functie van Beleidsadviseur A onbegrijpelijk zijn in vergelijking met de desbetreffende scores bij andere functies. Voorts hebben appellanten ter zitting nog het ontbreken van overleg met de vakorganisaties genoemd als een tekortkoming in de totstandkoming van het functieboek.
4.2. De Raad overweegt, dat de functiewaarderingen in dit geval een onderdeel zijn van het als een algemeen verbindend voorschrift aan te merken functieboek. Dit geldt dus ook voor de waardering van schaal 10A voor de functie van Beleidsadviseur A. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, brengt dit mee, dat de rechter het resultaat van de afweging van alle betrokken belangen door de materiële wetgever in beginsel moet respecteren. Dit lijdt uitzondering indien aan de inhoud of wijze van totstandkoming zodanig ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten (CRvB 9 juli 2009, LJN BJ3439 en TAR 2009, 174).
4.3. Voor de aanwezigheid van een feilen in de inhoud van een voorschrift als hiervoor bedoeld is veel meer nodig dan dat wellicht een enkele score in de waardering van een functie niet onmiddellijk begrijpelijk is. Het ontbreken van overleg met de vakorganisaties over de totstandkoming van het functieboek is ter zitting zonder nadere concretisering naar voren gebracht. De Raad ziet geen grond voor de aanwezigheid van vorengenoemde ‘zodanig ernstige feilen’, nu geen enkele informatie over de inhoud van het desbetreffende voorschrift, gegevens of geschriften over de procedure van totstandkoming van het functieboek en informatie van de zijde van bedoelde vakorganisaties zijn ingebracht.
4.4. Omdat de Raad dus het oordeel van de rechtbank deelt dat de onder 4.2 genoemde uitzondering zich in dit geval niet voordoet, slagen de hoger beroepen in zoverre niet.
De indeling in de functie Beleidsadviseur A
4.5. De Raad onderschrijft de door de rechtbank aangegeven terughoudende toetsing bij de indeling van functies in nieuwe functies met nieuwe beschrijvingen (CRvB 17 maart 2011, LJN BP9661). De Raad zal dus eveneens de vraag beantwoorden of de indeling in de functie Beleidsadviseur A, naast de overigens in aanmerking komende toetsing aan regels van geschreven en ongeschreven recht, op voldoende gronden berust.
4.6. Appellanten betogen dat zij ingedeeld hadden behoren te worden in de functie Projectleider A, omdat de door hen verrichte werkzaamheden daarmee overeenstemmen en omdat collega S, die eveneens Senior beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening was, wel ingedeeld is in de functie Projectleider A.
4.7. Ter zitting heeft het college nader uiteengezet dat als grondslag voor de indeling in een van de nieuwe functies de feitelijk opgedragen werkzaamheden maatgevend waren. Daarvoor is aan de hand van de formele functiebeschrijvingen nagegaan of er in de praktijk wijziging in het opgedragen takenpakket is opgetreden.
4.8. Gelet op de door appellant 1 op 16 september 2009 en door appellant 2 op 10 september 2009 geaccordeerde taakomschrijvingen en op de werkzaamheden die vermeld zijn in de individuele jaarplannen van appellant 1 van 3 mei 2010 en van appellant 2 van 9 april 2010, ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat de indeling in de functie Beleidsadviseur A niet op voldoende gronden zou berusten. Er is geen aanknopingspunt voor de aanwezigheid van een oorspronkelijke taakstelling die grotendeels bestond uit projectleiding van multidisciplinaire projecten. Dat het ook tot de oorspronkelijke taak van appellanten behoorde om grootschalige/nieuwe projecten te leiden en als projectleider verantwoordelijkheid te dragen voor de planning, voortgang, uitvoering en kredietbewaking doet daar niet aan af.
De door appellanten in dit verband betrokken stelling, dat na 1 juni 2010 hun werkzaamheden goeddeels gelijk zijn aan die van de projectleiders A kan de Raad niet onderschrijven. De door het college in hoger beroep nog ingebrachte stukken over de jaren 2010, 2011 en 2012 laten duidelijke verschillen zien.
4.9. In verband met het beroep van appellanten op het gelijkheidsbeginsel ten opzichte van collega S wijst de Raad op de taakomschrijving van S van 14 september 2009 onder de Korte functiebeschrijving, waarin bij de vier laatste bolletjes taakonderdelen staan, die ontbreken in de functieomschrijvingen van appellanten. Dit betreft onder meer het controleren, regelen en plannen van de dagelijkse werkzaamheden en het dragen van verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken; instructie aan en ondersteuning van medewerkers; het dragen van zorg voor de kwaliteit van de werkzaamheden; een signaal- en klankbordfunctie en het fungeren van eerste aanspreekpunt. In het begeleidende briefje van S is nog verwoord dat hij in zijn functiebeschrijving voldoende duidelijk verwoord ziet dat hij terecht bij de stafafdeling is ingedeeld. Vóór de totstandkoming van de indeling in nieuwe functies per 1 juni 2010 was S blijkens het Afdelingsplan 2010 van het Projectenbureau, dat op 1 juli 2009 van start was gegaan, al werkzaam als projectleider binnen het projectenbureau. Mede gelet op de taakstelling van het projectenbureau is voldoende aannemelijk dat S in de periode voor 1 juni 2010 niet (meer) dezelfde taakstelling had als appellanten. Dat de overgang van S naar de functie van projectleider geleidelijk was verlopen doet daar niet aan af. Dit brengt mee dat het beroep van appellanten op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
4.10. Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraken 1 en 2 voor zover aangevochten bevestigd moeten worden.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt aangevallen uitspraken 1 en 2 voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en K.J. Kraan en J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2012.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) R. Scheffer
HD