ECLI:NL:RBDHA:2021:3472

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor andere functie binnen de politie op basis van RAAF-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Operationeel Specialist A bij de politie, en de korpschef van politie. De eiser had op 21 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een andere functie, Operationeel Specialist B, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser stelde dat hij voldeed aan de niveaubepalende elementen voor de gevraagde functie, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn werkzaamheden wezenlijk afweken van zijn huidige functie. De rechtbank heeft daarbij de RAAF-regeling in acht genomen, die bepaalt dat een ambtenaar een aanvraag kan indienen wanneer zijn feitelijke werkzaamheden gedurende ten minste één jaar wezenlijk afwijken van de huidige functie. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldeed aan de vereisten van de RAAF-regeling en dat zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen, omdat hij niet had aangetoond dat hij dezelfde werkzaamheden verrichtte als een Specialist B. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/425

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C. Lamuadni),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Wegen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag van een andere functie afgewezen.
Bij besluit van 27 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021 door middel van een video-verbinding.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Voor verweerder is ook verschenen [A] , functiedeskundige LFNP.
Voor eiser is collega [B] verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is sinds 1 juli 2016 geplaatst in de functie van Operationeel Specialist A, Forensische opsporing/wapens en munitie, schaal 9, in de formatie van de eenheid Amsterdam, Team Crisisbeheersing (hierna: Specialist A).
Op 12 juli 2017 heeft eiser een aanvraag ingediend om de functie van Operationeel Specialist B, gewaardeerd op schaal 10, (hierna: Specialist B) toegewezen te krijgen, op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF).
Een hoorzitting heeft plaatsgevonden bij de toetsingscommissie RAAF. Het advies van de toetsingscommissie heeft verweerder in het primaire besluit overgenomen, en daarmee de aanvraag van eiser afgewezen.
Eisers bezwaar is voorgelegd aan de bezwaaradviescommissie RAAF. Deze adviseerde het bezwaar van eiser ongegrond te verklaren. Verweerder heeft dit advies overgenomen in het bestreden besluit.
2 Eiser heeft, samengevat, aangevoerd dat hij voldoende aangetoond heeft te voldoen aan de niveaubepalende elementen voor de gevraagde functie.
Organisatorische coördinatie
Deze taak is in eisers team niet belegd bij de Specialist B. Dit blijkt afdoende uit de verklaringen van de andere Specialisten B.
Inbreng als intermediair vanuit specialisatie
Verweerder is niet ingegaan op de toelichting op de werkzaamheden en de stukken die ter onderbouwing daarvan zijn ingebracht.
Eiser heeft in drie werkprocessen de rol van intermediair aangenomen (aanschaf pagers, beslisnotitie “van motorkap tot CoPi-bak” en in het dossier informatiemanagement.
Deskundigheidsbevordering
Eiser treedt tijdens de jaarlijkse meerdaagse voor de CoPi op als coach/mentor.
Tot slot handhaaft eiser zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel aangezien hij gelijke werkzaamheden uitvoert als collega’s die wel Operationeel Specialist B zijn. Eiser meent dat verweerder een te restrictieve uitleg geeft van het gelijkheidsbeginsel en wijst daartoe op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 10 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3156.
3 De grondslag voor de RAAF wordt gevormd door artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie. Daar is, sinds 24 mei 2016, bepaald dat de ambtenaar een aanvraag kan indienen bij het bevoegd gezag wanneer zijn feitelijke werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van de huidige, aan hem opgedragen LFNP-functie, om de feitelijke werkzaamheden overeen te laten komen met een andere LFNP-functie. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld. Die ministeriële regeling is de RAAF.
In artikel 1, aanhef en onderdeel i, van de RAAF wordt onder ‘wezenlijk afwijken’ verstaan: in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie als omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie’ van de betreffende functie, dan wel overeenkomen met de definitie van het werkterrein, het aandachtsgebied of de specifieke functionaliteit behorende bij de huidige functie opgenomen in de bijlage 4, horende bij artikel 3, vierde lid, van de Regeling vaststelling LFNP.
In artikel 2, eerste lid, van de RAAF is bepaald dat de ambtenaar in de aanvraag aannemelijk maakt dat hij gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag, feitelijke werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van zijn huidige functie dan wel overeenkomen met een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit.
In artikel 3, eerste lid, van de RAAF is bepaald dat het bevoegd gezag de aanvraag toewijst indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:
a. zijn opgedragen;
b. gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag tot wijziging van de functie dan wel wijziging of toekenning van het werkterrein, aandachtsgebied of specifieke functionaliteit zijn verricht;
c. wezenlijk afwijken van de huidige functie dan wel van een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit van de ambtenaar, en
d. niet van kennelijk tijdelijke aard zijn.
In artikel 7 van de RAAF is bepaald dat het bevoegd gezag een bijzondere voorziening kan treffen in individuele gevallen waarin de RAAF niet of niet naar billijkheid voorziet.
4 De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Partijen verschillen van mening over de vraag of is voldaan aan het vereiste dat is beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de RAAF, dus over de vraag of de door eiser feitelijk verrichte werkzaamheden wezenlijk afwijken van zijn functie Specialist A, op de manier die is beschreven in artikel 1, aanhef en onderdeel i, van de RAAF. Het gaat om werkzaamheden in de periode gedurende een periode van ten minste een jaar voorafgaand aan de aanvraag.
5 De functieomschrijving van de Specialist B luidt als volgt.
De Specialist B draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde
(criminaliteitsbestrijding) en van de openbare orde, en aan veiligheid en leefbaarheid in de
samenleving, door vanuit specialisatie:
1. opsporingsmogelijkheden en oplossingsrichtingen voor de opsporingspraktijk aan te
dragen;
2. oplossingen/adviezen voor aanpak van aangereikte veiligheidsproblematiek aan te dragen;
3. in zijn algemeenheid: adviezen over bijsturen en verbeteren van de toepassing van
vastgestelde (nieuwe) werkwijzen, uitvoeringskaders en -procedures, instrumenten,
methoden en technieken in de uitvoeringspraktijk aan te dragen;
4. producten & diensten te leveren,
met behulp van-/door toepassing van gestandaardiseerde (specialistische) methoden,
technieken en via bekende benaderingswijzen (oplossingen zijn bekend).
Daarnaast brengt de Specialist B - als intermediair, vanuit specialisatie - vraag
en aanbod bij elkaar en formuleert voorstellen tot verbeteringen in het optreden als
intermediair.
De Specialist B monitort op het juiste gebruik en toepassing van
beleid(sproducten) binnen de uitvoeringspraktijk en begeleidt de implementatie van (nieuw)
beleid en (nieuwe) beleidsproducten (werkwijzen, methoden, technieken, instrumenten,
kaders, wet- & regelgeving).
De Specialist B initieert, bouwt, onderhoudt en regisseert op inhoudelijke
samenwerking vanuit specialisatie netwerken en verricht operationele sturing ten behoeve van de aanpak van veiligheidsproblematiek en ten behoeve van analyse, monitoring en evaluatie van de toepassing van vastgestelde (nieuwe) werkwijzen, uitvoeringskaders en -procedures, instrumenten, methoden en technieken in de uitvoeringspraktijk.
De Specialist B bevordert de deskundigheid van collega's door vanuit
specialisatie kennis en vaardigheden over te dragen.
Hij bevordert en beoordeelt als mentor de vakvolwassenheid van collega's.
6 Bij de beoordeling van een RAAF-aanvraag gaat het om de vraag of de ambtenaar thuishoort in een andere LFNP-functie. Immers: volgens de RAAF-definitie van ‘wezenlijk afwijken’ gaat het niet alleen om de vraag of andere werkzaamheden worden verricht dan bij de geldende functie behoren, maar is doorslaggevend of in overwegende mate wordt voldaan aan de niveaubepalende elementen van een andere functie. Bij een dergelijke beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank een terughoudende toetsing overeenkomstig de inpassingsjurisprudentie op zijn plaats. Gedoeld wordt op de jurisprudentie van de CRvB die tot uitdrukking komt in de uitspraken van 17 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661, en van 13 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084.
In de toelichting op artikel 1 van de RAAF (Stcrt.2016, nr. 38696), in de derde alinea, staat dat de bij de beoordeling of sprake is van wezenlijk afwijken in de zin van de RAAF door verweerder primair wordt gekeken naar die elementen van de andere functie die discriminerend zijn ten opzichte van de huidige functie. Deze differentiërende elementen staan gedefinieerd in ‘kern van de functie’, tweede alinea, van de respectievelijke LFNP-functies.
Volgens de vijfde alinea van de toelichting moet de ambtenaar in beginsel kunnen aantonen dat aan alle niveaubepalende elementen van de andere functie is voldaan. De rechtbank verwijst ook naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 januari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:367.
Van de eis dat de aanvrager aantoont dat aan alle niveaubepalende elementen wordt voldaan, kan worden afgeweken wanneer zich de situatie voordoet die wordt beschreven vanaf de zesde alinea van de toelichting bij artikel 1 van de RAAF. Volgens de toelichting hangt het in deze situaties af van de individuele weging van alle feiten en omstandigheden van de specifieke aanvraag of sprake is van ’in overwegende mate’ voldoen aan de niveaubepalende elementen van de andere functie. Wel geldt in alle gevallen het criterium ’in overwegende mate’ als ondergrens van de beoordeling of plaatsing op de andere functie aan de orde is. Volgens de toelichting biedt het functiewaarderingssysteem in deze situatie waardevolle aanknopingspunten voor de beoordeling of in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de kern van de beoogde functie en wat de zwaarte is van de diverse niveaubepalende elementen ten opzichte van elkaar.
7 Tussen partijen is niet in geschil dat eiser moet voldoen aan de volgende niveaubepalende elementen:
1. Praktijkinzet, te weten
a. Het vanuit specialisatie en in zijn algemeenheid adviseren over bijsturen en verbeteren van de toepassing van vastgestelde (nieuwe) werkwijzen, uitvoeringskaders en -procedures, instrumenten, methoden en technieken in de uitvoeringspraktijk aan te dragen; met behulp van-/door toepassing van gestandaardiseerde (specialistische) methoden, technieken en via bekende benaderingswijzen (oplossingen zijn bekend).
b. Het - als intermediair, vanuit specialisatie - vraag en aanbod bij elkaar brengen
c. Het formuleren van voorstellen tot verbeteringen in de optreden als intermediair.
2. Beleidsinzet, te weten het begeleiden van de implementatie van (nieuw) beleid en (nieuwe) beleidsproducten (werkwijzen, methoden, technieken, instrumenten, kaders wet- & regelgeving).
3. Het initiëren, bouwen, onderhouden en regisseren op inhoudelijke samenwerking vanuit specialisatie netwerken.
4. Het verrichten van operationele sturing ten behoeve van de aanpak van veiligheidsproblematiek en ten behoeve van analyse, monitoring en evaluatie van de toepassing van vastgestelde (nieuwe) werkwijzen, uitvoeringskaders en -procedures instrumenten, methoden en technieken in de uitvoeringspraktijk.
Hieronder valt ook organisatorische coördinatie:
Het organiseren en aansturen van de uitvoering van vastgestelde plannen van aanpak, zodat
de uitvoering ervan efficiënt en effectief verloopt.
Dit houdt mede in: het - in afstemming met de leidinggevende - vertalen van de in het vastgestelde plan van aanpak benoemde collectieve activiteiten en resultaten naar individuele werkafspraken (concretisering in individuele activiteiten en resultaten);
het bewaken van de voortgang van de (individuele) werkafspraken, het in dat kader voeren van voortgangsgesprekken en functioneringsgesprekken met betrekking tot de kwalitatief en kwantitatief geleverde prestaties in relatie tot de gemaakte uitvoerings-/randvoorwaardelijke afspraken met de hem toegewezen mensen;
het informeren van de leidinggevende ten behoeve van het maken van ontwikkelafspraken en beoordeling.
5.Het als mentor bevorderen en beoordelen de vakvolwassenheid van collega's.
8 De rechtbank zal de niveaubepalende elementen die nog in geschil zijn hieronder bespreken.
8.1
In het kader van het eerste element, de praktijkinzet, stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet voldoet aan het niveaubepalende element van intermediairschap. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. De door eiser uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de beleidsnotitie aanschaf pagers, beleidsnotitie Van motorkap naar CoPi bak en het dossier informatiemanagement zijn geen voorbeelden van intermediairschap. Zoals verweerder desgevraagd ter zitting bevestigde moet intermediairschap meer gezien worden in een hoger abstractieniveau. De voorbeelden die door eiser gegeven zijn, zijn juist allen toegespitst op een specifiek probleem dat door eiser aangepakt wordt. Dat gaat ook op voor eisers rol in het dossier informatiemanagement, aangezien ook dat alleen ziet op die werkzaamheden en niet een rol van intermediair die zweeft boven alle concrete dossiers.
De door eiser genoemde werkzaamheden passen in eisers eigen functie van Specialist A, zoals verweerder ter zitting toegelicht heeft.
8.2
Voor wat betreft het element beleidsinzet stelt de rechtbank vast dat eiser daartegen geen gronden aangewend heeft. De ter zitting gemaakte opmerking dat de 3 projecten zoals genoemd onder intermediairschap ook elementen van beleidsinzet in zich hebben, kan dan ook niet worden beoordeeld.
8.3
Van het element operationele sturing en het bijbehorende sub-element organisatorische coördinatie stelt de rechtbank met verweerder vast dat eiser niet aangetoond heeft waar deze taak belegd is in zijn team. De enkele vaststelling van eiser dat de Specialisten B in zijn team deze taak niet uitvoeren is onvoldoende om niet aan eiser tegen te werpen dat hij niet heeft voldaan aan dit element.
8.4
Ook voor wat betreft het laatste niveaubepalende element van bevordering en beoordeling van vakvolwassenheid van collega’s volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eiser niet aangetoond heeft hieraan te voldoen. Zoals door verweerder toegelicht is eisers rol bij de CoPi training hiertoe onvoldoende. De stukken over de training bieden onvoldoende informatie over eisers rol. Niet gebleken is dat eiser collega Specialisten B beoordeelt op de vakvolwassenheid of als mentor fungeert. De ter zitting gegeven toelichting over de begeleiding van een officier van dienst kan eiser niet helpen nu het geen collega betreft uit dezelfde schaal als een Specialist B.
9 Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden wezenlijk afwijken van zijn functie hoeft ook zijn stelling dat hij hetzelfde werk doet als een Specialist B geen bespreking, evenmin als het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Ook eisers beroep op de uitspraak van de CRvB van 10 december 2020 kan niet slagen. In die uitspraak was nagenoeg het gehele samenstel van onderscheidende niveaubepalende elementen op een ander niveau belegd. Hierdoor restte geen andere mogelijkheid dan, voor zover nodig met toepassing van artikel 7 van de RAAF, te bezien of de werkzaamheden van de ambtenaar in overwegende mate voldoen aan de wijze waarop de werkgever de gewenste functie dan wel organisatorisch heeft ingericht. Dat is in het geval van eiser niet aan de orde.
10 Het beroep is ongegrond.
11 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.