ECLI:NL:CRVB:2012:BW0664

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5342 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van indicatie voor zorgfunctie Ondersteunende begeleiding algemeen (OB) door CIZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ongegrond werd verklaard. Het CIZ had appellante geïndiceerd voor de zorgfunctie Ondersteunende begeleiding algemeen (OB) in verschillende klassen, maar appellante was van mening dat de indicatie niet correct was vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 14 maart 2012 uitspraak gedaan. Tijdens de zittingen is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat CIZ appellante in de periode van 8 juli 2008 tot en met 11 januari 2010 had moeten indiceren voor OB in klasse 6 in plaats van klasse 5. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Het besluit van 18 november 2008, dat betrekking had op de indicatie voor OB in klasse 5, is vernietigd. De Raad heeft het besluit van 1 april 2008 herroepen en bepaald dat appellante wordt geïndiceerd voor OB in klasse 6 over de periode van 9 oktober 2008 tot en met 11 januari 2010. Daarnaast heeft de Raad het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente afgewezen, omdat niet was gebleken dat appellante een verzoek tot uitbetaling van een persoonsgebonden budget had ingediend. De Raad heeft CIZ wel veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op in totaal € 1.288,-- in bezwaar en beroep, en € 1.311,-- in hoger beroep.

Uitspraak

10/5342 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 september 2010, 08/5770 (aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellante
en
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
Datum uitspraak: 14 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.C. Frissart-Kallenbach, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Frissart-Kallenbach. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.I. Algoe. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 26 oktober 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Frissart-Kallenbach. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Algoe. De Raad heeft het onderzoek ter zitting wederom geschorst.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 1 februari 2011, waar de zaak gevoegd is behandeld met de zaak met het nummer 11/7111 AWBZ. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Frissart-Kallenbach. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Algoe. Na de zitting is de behandeling van de zaken gesplitst.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 1 april 2008 heeft CIZ appellante in aanmerking gebracht voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Daarbij is appellante, voor zover hier van belang, geïndiceerd voor de zorgfunctie Ondersteunende begeleiding algemeen (OB) in de klasse 7 (16 tot 19,9 uur per week) over de periode van 8 juli 2008 tot en met 8 oktober 2008 en in de klasse 5 (10 tot 12,9 uur per week) over de periode van 9 oktober 2008 tot en met 24 mei 2013.
1.2. Bij besluit van 18 november 2008 heeft CIZ het bezwaar tegen het besluit van 1 april 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 18 november 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Zij kan zich niet verenigen met de omvang van de indicatie voor OB.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Bij besluit van 12 januari 2010 heeft CIZ appellant geïndiceerd voor de nieuwe zorgfunctie Begeleiding individueel in de klasse 4 (7 tot 9,9 uur per week) over de periode van 12 januari 2010 tot en met 11 januari 2015. Dit betekent dat de indicatie voor OB met ingang van 12 januari 2010 is beëindigd en dat het geschil in deze zaak is beperkt tot de indicatie voor OB over de periode van 8 juli 2008 tot en met 11 januari 2010.
4.2. Ter zitting van de Raad van 1 februari 2011 is gebleken dat partijen het er over eens zijn dat CIZ appellante in de periode hier in geding had moeten indiceren voor OB in de klasse 6 in plaats van de klasse 5. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het besluit van 18 november 2008 te vernietigen voor zover dit besluit betrekking heeft op de indicatie voor OB in de klasse 5 over de periode van 9 oktober 2008 tot en met 11 januari 2010. Verder ziet de Raad aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het besluit van 1 april 2008 in zoverre te herroepen en te bepalen dat appellante wordt geïndiceerd voor OB in de klasse 6 over de periode van 9 oktober 2008 tot en met 11 januari 2010.
4.3. Appellante verzoekt om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. De Raad zal dit verzoek afwijzen aangezien niet is gebleken dat appellante zich tot het zorgkantoor heeft gewend met een verzoek tot uitbetaling van een persoonsgebonden budget (pgb) dat verband houdt met de extra zorguren waarop appellante recht heeft. Indien mocht blijken dat het zorgkantoor niet tot betaling van de betreffende pgb-bedragen overgaat, dan kan appellante aan CIZ verzoeken om ter zake de gestelde schade een zelfstandig schadebesluit te nemen. De Raad merkt daarbij op, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 24 september 2008, LJN BG0977, dat voor zover appellante meerkosten heeft gemaakt, verband houdende met het voorzien in zorg over de ten onrechte niet geïndiceerde zorguren, en zij deze meerkosten bij het zorgkantoor niet afdoende heeft kunnen verantwoorden, dit een omstandigheid betreft die voor rekening van CIZ komt en die CIZ appellante daarom niet kan tegenwerpen.
5. De Raad ziet wel aanleiding om CIZ te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in bezwaar, op € 644,-- in beroep en op € 1.311,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 november 2008 voor zover dit besluit betrekking heeft op de indicatie voor OB in de klasse 5 over de periode van 9 oktober 2008 tot en met 11 januari 2010;
- herroept het besluit van 1 april 2008 in zoverre en bepaalt dat appellante wordt geïndiceerd voor OB in de klasse 6 over de periode van 9 oktober 2008 tot en met 11 januari 2010;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt CIZ in de proceskosten van appellante: tot een bedrag van € 1.288,-- in bezwaar en in beroep, te betalen aan appellante, en tot een bedrag van € 1.311,--, te betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat CIZ aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 150,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012.
(get.) R.M. van Male.
(get.) V.C. Hartkamp.
HD