ECLI:NL:CRVB:2011:BR6449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkering en de toepassing van beleid door het Uwv
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bruto bedrag van € 3.749,13 aan onverschuldigd betaalde WW-uitkering aan appellant, die over de periode van 2 februari 2009 tot en met 18 juni 2009 te veel uitkering heeft ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank Groningen in haar eerdere uitspraak is bevestigd. Appellant had in 2008 een WW-uitkering aangevraagd en ontving deze op basis van een gemiddeld aantal arbeidsuren van 38 per week. Echter, zijn uitkering werd beëindigd wegens volledige werkhervatting. Het Uwv heeft vervolgens een terugvordering ingesteld voor het te veel betaalde bedrag, wat appellant betwistte op basis van de stelling dat de fout bij het Uwv lag.
De Raad overweegt dat appellant niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het terugvorderen van de netto-uitkering, aangezien hij het te veel betaalde bedrag niet heeft terugbetaald in het belastingjaar waarin het is ontvangen. De Raad stelt vast dat het Uwv in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld, omdat appellant niet direct na de terugvordering het te veel betaalde bedrag heeft terugbetaald. De Raad concludeert dat de situatie van appellant niet zo bijzonder is dat deze tot afwijking van het beleid noopte.
De uitspraak bevestigt dat de terugvordering van het bruto bedrag rechtmatig is, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier.