ECLI:NL:RBNHO:2020:5617
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd ontvangen WAO-uitkering en brutering van terugvordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WAO-uitkering ontvangt, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de terugvordering van een onverschuldigd ontvangen bruto WAO-uitkering van € 22.663,97 over de periode van 5 september 2016 tot en met 30 april 2018. Eiseres heeft in beroep gegaan tegen het besluit van het Uwv, dat haar had meegedeeld dat zij een bedrag van € 20.570,76 aan te veel betaalde uitkering moest terugbetalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de terugvordering ten onrechte heeft gebruteerd, omdat eiseres tijdig had aangegeven dat zij de netto te veel ontvangen uitkering wilde terugbetalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de besluiten van het Uwv van 12 november 2018, 26 november 2018 en 7 januari 2019 als een samenhangend geheel moeten worden beschouwd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de brutering van de vordering betreft en heeft de besluiten van 12 november 2018 en 7 januari 2019 herroepen. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 47,-.